Geluk in Zeeland

Wat geluk is, is door de eeuwen heen steeds anders opgevat. Evenzo geldt dat voor waar geluk kan worden gevonden: in het hiernamaals, in de liefde of aan de overkant van de oceaan?

Bruidspaar in Oost-Souburg in 1956, ringrijders vormen een erehaag (ZB, Beeldbank Zeeland).

Bruidspaar in Oost-Souburg in 1956, ringrijders vormen een erehaag (ZB, Beeldbank Zeeland).

Van genade tot recht

In de middeleeuwen was geluk iets dat je van buiten – of liever van bovenaf – toeviel, namelijk in het hiernamaals door de genade Gods. Heiligenbeeldjes werden na de dertiende eeuw belangrijker voor de persoonlijke geloofsbeleving. Nu kon men zelf thuis bidden en zich een voorstelling maken van de verhalen uit de Bijbel. Natuurlijk droomde de middeleeuwse mens ook van ander geluk, bijvoorbeeld als het spreekwoordelijke luilekkerland van Cocagne met overvloedig eten, drinken en luieren.

Onder invloed van humanisten en andere denkers kwamen geluk en genieten na de middeleeuwen in een ander daglicht te staan. Aards geluk moest ook mogelijk zijn. Tot op zekere hoogte dan, want calvinistische predikanten, zoals Willem Teellinck beteugelden de zucht tot genot. Geluk lag volgens hen in het leven volgens de gereformeerde leer. Dominees riepen de gelovigen op zich verre te houden van kaart- en dobbelspel, dansen en het vieren van kermis en vastenavond. Voor hen bestond geluk in vroomheid en goed doen, zowel voor jezelf als voor de ander. Overigens maakte de slavenhandel schrijnend duidelijk dat wat voor de één geluk oplevert, het ongeluk van de ander kan betekenen. De gedachte dat geluk ook in het aardse bestaan beleefd mag worden, mondde in de achttiende eeuw uit in het bijna obsessief najagen van geluk. In de Verlichting raakte het idee gemeengoed dat ieder mens recht heeft op geluk en dat hij dat geluk bovendien zelf kan creëren.

Heulen was vroeger in heel Zeeland een gebruik waarbij de jongens de meisjes zoenden als ze bij het spelerijden over een heul (een gemetselde brug over een watergang of sprink) reden. Prent Adolf Dillens (ZB, Beeldbank Zeeland).

Heulen was vroeger in heel Zeeland een gebruik waarbij de jongens de meisjes zoenden als ze bij het spelerijden over een heul (een gemetselde brug over een watergang of sprink) reden. Prent Adolf Dillens (ZB, Beeldbank Zeeland).

Geluk in de liefde

In de negentiende eeuw ging geluk over voelen en minder over doen. Liefde werd belangrijker, met name in familie- en vriendennetwerken. Voorheen diende het huwelijk tevens tot bestendiging van familiekapitaal en sociale status. Jan Vader, schrijver over het Walcherse volksleven, geeft in een van zijn publicaties het woord aan een bezorgde moeder: ‘Van ’n knap gezicht ku j nie ete en liefde in ’n kotje is praot voor ’n zotje.’ Maar de tijden veranderden. Tot over z’n oren verliefd kon de Zeeuwse jongeling of jongedame in de negentiende eeuw ‘op merote’ (aan de zwier) gaan. Wie de ware had gevonden en bedolven onder gelukwensen de huwelijksdag beëindigde, betrad de wereld van het huiselijk geluk. Want in een liefdevol huwelijk, een rijk familieleven en in vriendschappen gedijde geluk het best. Momenten in de levensloop waren daarmee sterk verbonden. Hoe opgetogen zullen de meisjes zijn geweest als zij voor het eerst de ‘grote muts’ van het streekdrachtkostuum mochten dragen? Of de boerenzonen die hun eerste ‘paeremes’ kregen?

Bijgeloof

Velen zochten in voortekenen naar de aankondiging van geluk. Ooievaars en zwaluwen werden op het Zeeuwse platteland als geluksbrengers beschouwd. Een zwaluwnest verstoren en de vogels verjagen? Dat deed je niet, want je verjaagde onherroepelijk ook het geluk van het gezin. Om geluk af te dwingen, bedienden sommigen zich van amuletten. Rond 1860 droegen mensen in Hontenisse daarom mollenpootjes bij zich. En in de hoop de ringsteekwedstrijd te winnen zochten in die tijd ringrijders op Walcheren hun toevlucht tot het tovermiddel ‘poeder van sympathie’.

Landverhuizers als gelukszoekers

In de negentiende eeuw kwam er ook aandacht voor bevolkingsgroepen aan wie een gelukkig huiselijk leven voorbijging: arbeiders en armen. Een beschavingsoffensief, compleet met beter onderwijs, volksbibliotheken en verenigingen tegen drankmisbruik, moest geluk ook voor deze mensen binnen bereik brengen. Niet iedereen wachtte in eigen land af tot het zover was. Gedreven door armoede en honger en aangetrokken door het lonkend perspectief van een fortuinlijker bestaan vertrokken in de negentiende eeuw vele Zeeuwen naar de Verenigde Staten. Vanuit de haven van Rotterdam voeren zij op grote stoomschepen van de Holland Amerika Lijn hun geluk tegemoet. Arbeiders telden één tot drie maandlonen neer voor de overtocht. Veel Zeeuwse landverhuizers kwamen terecht in de net ontgonnen gebieden in de staten Iowa, Michigan, Wisconsin en Illinois. Aan de westkant van Michigan stichtte een groep Zeeuwen in 1847 het dorp Zeeland. Honderden voormalige inwoners van Yerseke en Bruinisse gingen in West Sayville op Long Island aan de Amerikaanse oostkust wonen en begonnen daar met succes oesterkwekerijen. Al deze ‘gelukszoekers’ moesten eerst fikse ontberingen doorstaan, voordat ze konden proeven van de voorspoed die ze najaagden.

Geluk in de jaren vijftig: een koelkast met vriesvakje en een dame op pumps (ZB, Beeldbank Zeeland, collectie PZEM, foto 1955).

Geluk in de jaren vijftig: een koelkast met vriesvakje en een dame op pumps (ZB, Beeldbank Zeeland, collectie PZEM, foto 1955).

Geld maakt niet gelukkig

… maar het helpt wel, wordt er vaak met een knipoog achteraan gezegd. Toen de Nederlanders in de jaren vijftig en zestig van de vorige eeuw welvarender werden, over meer vrije tijd gingen beschikken en wasmachines, koelkasten en televisietoestellen in de woonhuizen hun opwachting maakten, nam het geluksgevoel van menigeen toe. De tweede helft van de twintigste eeuw wordt wel de tweede Gouden Eeuw voor Nederland genoemd en inderdaad waren deze jaren een periode van ongekende bloei en welvaart. De verzorgingsstaat borgde sociale zekerheid en vakanties kwamen binnen bereik van grote groepen mensen. De samenleving veranderde snel, traditionele rolpatronen tussen man en vrouw gingen op de helling en het gezinsleven veranderde mee. De jongerencultuur die na de Tweede Wereldoorlog opbloeide, gaf zijn eigen definitie aan geluk: vrijheid om zich – eventueel als nozem of hippie – te onttrekken aan het gezag van ouders, kerk en samenleving. Een nieuwe generatie leerde het geluk dichtbij zichzelf te zoeken en tevreden te zijn met wat hij of zij had.

Vertier op het strand van Renesse, jaren zestig (ZB, Beeldbank Zeeland).

Vertier op het strand van Renesse, jaren zestig (ZB, Beeldbank Zeeland).

Dit verhaal is een licht bewerkte versie van een artikel dat eerder verscheen in Zeeuws Erfgoed september 2017. Het werd geschreven in het kader van de Maand van de Geschiedenis 2017, die in het teken stond van ‘geluk’.