Vrijdag de 13de en ander ongeluk
Vrijdag de 13de, klavertje vier, een vallende ster… Voortekenen van geluk of ongeluk. De vingers kruisen, duimen, afkloppen… Even zo vele rituelen om ongeluk af te wenden. Bijgeloof hoort bij mensen. We denken dat we daarmee ons lot kunnen beïnvloeden. Maar wat we als een voorteken zien en wat een afdoende ritueel is om het geluk naar onze hand te zetten, dat verandert in de loop van de tijd.
Vrijdag de 13de
Elk jaar komt hij minstens eenmaal voor: vrijdag de 13de. De eerste berichten over het geloof in deze ongeluksdag dateren uit het eind van de negentiende eeuw, maar dit bijgeloof verbreidde zich in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog. Vooral de filmthriller Friday the Thirteenth in 1980 was een katalysator.
Vrijdag de 13de is een ongeluksdag in het kwadraat. Los van elkaar gold vrijdag al langer als een ongeluksdag en het getal 13 als het ongeluksgetal. Vrijdag zou de dag zijn waarop Jezus werd gekruisigd en waarop Adam en Eva het paradijs moesten verlaten. Vrijdag staat ook te boek als de executiedag voor de Romeinen. Kortom, vrijdag staat in een slechte reuk. Overigens was ongeluk niet alleen aan de vrijdag voorbehouden. Op het platteland van Walcheren werd 29 februari – schrikkeldag – als een ongeluksdag beschouwd. In delen van Friesland en Drenthe ging de maandag door voor een ongeluksdag. Ook het getal 13 bracht ongeluk. Vermoedelijk omdat het 12 + 1 is. Twaalf wordt beschouwd als het getal van de volmaaktheid. Jezus had 12 discipelen. Een jaar heeft 12 maanden, de klok 12 uur. Meer dan perfect kan niet. Dus moet het getal dat op 12 volgt – 13 – wel ongeluk brengen. Was het niet Judas die als dertiende aanschoof bij het Laatste Avondmaal?
Gevaar en controle
Waar komt bijgeloof vandaan? Mensen zijn geneigd om in alles wat hun overkomt patronen en verbanden te zien. Toeval bestaat immers niet. Biologen en psychologen verklaren dat uit het feit dat zo’n vermogen nodig is om te overleven. Gevaar loert overal en mensen zoeken naar tekenen om dat te herkennen. Bovendien hebben mensen de behoefte om controle uit te oefenen over hun lot. Dat doen ze door betekenis te hechten aan zaken die om hen heen gebeuren. Ze passen hun gedrag aan naar wat ze als een voorteken zien, bijvoorbeeld met een ritueel.
Zwarte katten, hoefijzers en gekruiste vingers
Het zien van een zwarte kat zou een teken zijn van naderend ongeluk, evenals het morsen van zout. Een klavertje vier, een vallende ster en een lieveheersbeestje daarentegen gaan door voor tekenen van geluk. Scherven brengen ook geluk, behalve die van een spiegel, die geven zeven jaar ongeluk. Drie keer niezen geeft de volgende dag mooi weer.
Sommige voortekenen moeten worden gevolgd door een handeling om het gewenste effect te bereiken. Een vallende ster werkt alleen als je meteen een wens doet. Andere rituelen werken los van een voorteken. Bijvoorbeeld het kruisen van de vingers om ongeluk af te wenden, het duimen voor een goede afloop of het afkloppen van een rooskleurige toekomstverwachting op onbewerkt hout. Onder een ladder doorlopen brengt ongeluk – niet doen dus. Er zijn mensen die een konijnenpootje bij zich dragen als geluksbrenger. Of mensen die een hoefijzer ophangen om het geluk te vangen – wel met de opening naar boven, anders valt het geluk eruit. Wie een hoefijzer vindt, moet het over de linkerschouder achter zich weggooien na een wens te hebben uitgesproken. En dan niet meer omkijken.
Geluk en ongeluk op Walcheren
Net als allerlei andere voortekenen van geluk of ongeluk is vrijdag de 13de in Zeeland geen eeuwenoud historisch verschijnsel. Maar bijgelovig waren mensen vroeger net zo goed. Op het platteland van Walcheren geloofde men dat een jankende hond een sterfgeval aankondigde. Hetzelfde gold voor het zonder aanleiding van de muur vallen van een spiegel of schilderij. Of als er een stenen pijp kapot viel. Het noodlot zou ook toeslaan bij een bloedrode lucht na zonsondergang. Wie een verticale ader midden op het voorhoofd had, zou jong sterven. Werk waarmee men op zondag was begonnen, zou nooit standhouden. Maar het koord waarmee een zelfmoordenaar zich had opgehangen, bracht dan weer geluk.
Ongeluk afweren kon ook, bijvoorbeeld met zilveren voorwerpen of door een blauwkatoenen schort over het hoofd te slaan. Wie ’s avonds door het donker liep, weerde de boze geesten af door met duim en wijsvinger de neusgaten dicht te drukken.
Boterhalen
Zaken die misgingen, werden aan het boze oog (de duivel) toegeschreven. Het mislukken van het karnen bijvoorbeeld. ‘Boterhalen’ werd het genoemd als de boterdeeltjes in de melk niet samenklonterden. Dat werd beschouwd als het werk van een heks. Om de kwade krachten te verdrijven, kon de boerin een briefje (met toverformule) onder de karn leggen.
Vogels
Aan de komst van vogels werd eveneens betekenis gehecht. Op Walcheren waren uilen dieren van de duisternis. Ze brachten rampen en ander onheil. De zwaluw en ooievaar brachten geluk en de laatste werd natuurlijk ook als brenger van kinderen aangemerkt. Zwaluwen zag men graag. Als een zwaluwpaar een nestje bouwde onder de dakgoot of de pannen van het huis of de schuur, liet men dit nestje zitten. Door het te vernielen zou men ook het geluk van het gezin afbreken.
Literatuur
Peter Burger, Vrijdag de 13e: kind van commercie en christendom, amper een eeuw oud, op website gestolengrootmoeder.nl.
Frenk van Harreveld, Joop van der Pligt en Bastiaan Rutjens , Dat kan geen toeval zijn; de psychologie van ons bijgeloof, Amsterdam 2013.
J. Vader, Walchers volksgeloof, in: Neerlands Volksleven 13 (1963) 2, 201-220.
J. Vader, Oud Walcheren; van mensen en dingen uit grootvaders tijd, Middelburg 1965.