Heksen

Verhalen Tiny Polderman

Tegenwoordig komen heksen, duiveltjes en dergelijke voornamelijk nog voor in (teken)films, kinderliteratuur en jeugdstrips. Maar in de periode tussen 1500 en 1700, toen er grote  maatschappelijke en godsdienstige veranderingen plaatsvonden, was de houding tegenover heksen en andere van duivelse sympathieën verdachte mensen een stuk grimmiger.

Proces van drie Zwitserse heksen, 13 september 1574.

Proces van drie Zwitserse heksen, 13 september 1574.

Wreedheden

Iedereen geloofde in bovennatuurlijke verschijnselen, de vorst en de kerk voorop. Geesten verschenen en verdwenen, en bij grote maatschappelijke tegenslagen werden snel zondebokken gevonden in de vorm van heksen, meestal afgezonderd levende vrouwen, die als werktuig van de duivel werden beschouwd. Een tijdje in het cachot was nog het beste wat een heks kon overkomen, want meestal wachtte haar wrede marteling, onthoofding, de galg of de brandstapel. Zo’n executie was een langgerekt, openbaar en theatraal ritueel, waarin volk en hoogwaardigheidsbekleders hun vaste rollen vervulden. Ook ‘ketters’ waren een dergelijk lot beschoren. Een ketter is een aanhanger van een leerstelling, die bewust en opzettelijk in tegenspraak is met de gangbare geloofsleer.

Het brandpunt van de ketter- en heksenjacht lag in Frankrijk. De Nederlanden kwamen er nog genadig vanaf. In de befaamde heksenwaag van Oudewater bijvoorbeeld is nooit een vrouw ‘te licht bevonden’. Toch moesten hier te lande nog honderden onschuldigen, voor 80 procent vrouwen, het ontgelden. Velen eindigden hun leven op de brandstapel. Gelukkig waren daarbij soms  ‘humane’ beulen betrokken, die de veroordeelde eerst wurgden voordat ze het vuur aanstaken.

Voedingsbodem voor deze ziekelijke vrouwenhaat en -angst vormde de in 1486 in Keulen verschenen publicatie Malleus Maleficarum, oftewel de ‘Heksenhamer’. Dit boek bevatte een systematische verzameling ‘kennis’ over hekserij en methoden om heksen op te sporen en te vervolgen. Het werd een bestseller.

 

Titelpagina van De Heksenhamer.

Titelpagina van De Heksenhamer.

Verdachten werden door folteringen tot de meest onwaarschijnlijke bekentenissen gedwongen. Op die manier verkregen bekentenissen waren voldoende om de schuld vast te stellen. Foltering was geen straf, maar slechts een middel om een bekentenis af te dwingen. Nooit is marteling op zo’n hardvochtige wijze toegepast als in de tijd van de heksenprocessen. Door een pijniging mocht een verdachte niet verminkt en nog veel minder gedood worden. Als dit wel gebeurde, dan konden de beul en de toezichthoudende magistraat aansprakelijk gesteld worden. De foltering kon op verschillende manieren gebeuren: rekken of ontwrichten van de ledematen, ophangen aan een ladder, optrekken aan een katrol, volgieten met vervuild water of koeienurine, de vuurproef, aanschroeven van beenijzers, geselen, aanschroeven van een halsband met pinnen aan de binnenkant, enzovoort, enzovoort.

In de Nederlanden hielden de heksenvervolgingen meer dan een eeuw eerder op dan in de omringende landen. Het laatste massaproces met folteringen en terechtstellingen had plaats in 1595 in Utrecht.

Zeeuwse brandstapels

Wederdopers waren aanhangers van het anabaptisme, een nieuwe kerkelijke stroming uit de tijd van de Reformatie, waarbij onder meer de volwassendoop centraal stond. Het optreden van de eerste sympathisanten van de wederdopers werd in veel steden in de kiem gesmoord. Al in 1537 werd er een aantal terechtgesteld. Aanvankelijk werden wederdopers als ‘gewone’ ketters
beschouwd en veroordeeld, later draafde men volledig door en werden mensen er geleidelijk aan van beschuldigd zich helemaal van God en de kerk te hebben afgekeerd en zich aan de duivel te hebben gewijd.

In 1560 moest in Veere ook de Goese wederdoper Joos Joosten het ontgelden. Hij werd eerst gepijnigd en daarna verbrand. Dat folteren gebeurde door bij hem lange ijzeren pennen via de knie in het onderbeen te schroeven, waarbij hij vanzelfsprekend helse pijnen moet hebben geleden. En daarna was het nog niet voorbij: de brandstapel wachtte.

Sommigen kwamen er na een (gedwongen) bekentenis milder van af: zoals de Veerse wederdoper Pieter, die in de houtbewerking zat: hij wordt namelijk ‘blockmaker’ genoemd. Hij bekende na marteling zijn ketterse dwalingen en werd voor een jaar verbannen, maar hij moest eerst verplicht drie katholieke hoogmissen aanhoren, die hij blootsvoets en in zijn ondergoed moest bijwonen.

Bekend zijn de heksenprocessen van de bejaarde Digna Robberts uit Veere en de 33-jarige Geertruid Bakkers Willemsdochter uit Zanddijk, die in 1565 na verschillende pijnigingen bekenden seks met de duivel gehad te hebben en over een heksenzalf te beschikken waarmee ze schepen konden laten vergaan en mensen ziek konden maken. Ze beweerden de duivel, in de gedaante van een
knappe jongeman, te hebben ontmoet op de Veerseweg. Als teken van het bondgenootschap had de duivel van beiden een haarvlecht meegenomen. Beide vrouwen werden tot de brandstapel veroordeeld, “totdat ghy ghecommen zult wezen van levende lyve ter dood, ende U lichaam sal daar blyven staan tot exempel van anderen”.

Tanen van de heksenwaan

Het duurde tot in de zeventiende eeuw voor men gevoelig werd voor echt geldige argumenten in de heksenprocessen. Door de afname van de heksenwaan in de Noordelijke Nederlanden brachten veel, ook Zeeuwse, beklaagden het er levend vanaf. In Zierikzee werden in 1601 twee vrouwen, Levina Willems en Jacobgen Hoobicx, voor jaren uit de stad verbannen, omdat zij waren “berucht van tooverie, sulx dat sij de gemeente sijn geworden een grouwel, ende ook verscheyden violentien en onbehoorlijckheden gepleeght hebbende”. In 1642 trad een van hekserij beschuldigde vrouw in Borssele zelf als aanklager op. Ze sleepte de man die haar beschuldigd had voor de kerkenraad. Beiden werden van het Heilig Avondmaal afgehouden en verzoenden zich later met elkaar. In 1647 gingen er in Hoek geruchten dat enige vrouwen deden aan “snoode ende duijvelsche practijke van tooverije”. De dominee van Hoek kwam gelukkig voor de vrouwen op en wist bij de rechtbank te bewerkstelligen dat potentiële aanklagers werden opgeroepen met bewijsstukken voor de dag te komen. Niemand kwam, zelfs na herhaalde oproepen, opdagen. Het was in die tijd blijkbaar al gevaarlijker geworden mensen van hekserij te beschuldigen dan om als heks beschuldigd te wórden.

Zelfs nog in 1854 werd de oude mevrouw Koster in Sint-Annaland (geboren Friezin) door twee broers ervan beschuldigd de ziekte van hun zus op haar geweten te hebben. Zij werd door de broers mishandeld en met de dood bedreigd als ze de zieke niet zou ‘onttoveren’. Beiden werden voor het gerecht gedaagd. Deze kwestie werd in de krant breed uitgemeten; de PZC berichtte erover op 9 juli 1854.

In de ban van de kring

Tot in de twintigste eeuw heeft het geloof in heksen standgehouden. Er zijn ontelbare volksverhalen in omloop van tovenaressen, heksen en heksenverschijnselen. Op verschillende plaatsen in Zeeland vond men kringen in het gras (zo rond, alsof ze met een passer getrokken zijn), waarbinnen het gras langer en groener is. In zo’n heksenwei kwamen de heksen in een kattengedaante bijeen en dansten er poot aan poot. In Vrouwenpolder lag er bijvoorbeeld zo’n “tooveressenwei”, onderaan de duinen, vlakbij het voormalig Fort Den Haak. Nog in 1860 beweerden de dorpelingen dat het gras binnen die kringen zo groen was omdat de “tooveressen” er “des nachts” hand in hand in het rond dansten. In Nieuw-Namen kan men nog steeds de plaats aanwijzen van een spookhuis in zo’n weitje, waar de heksen, dit keer in een muizengedaante, hun sabbat vierden. De vliedberg de Hazenberg bij Aagtekerke stond bekend als heksenberg, waar nieuwe heksen werden ingewijd.

Moderne stroming

Tegenwoordig voelen duizenden mensen ter wereld zich (opnieuw) aangetrokken tot een vorm van moderne ‘hekserij’ en is het geen doodzonde meer tarotkaarten te lezen, magische cirkels te trekken, sjamanistische geneeswijzen te beoefenen of aan (edel-)stenen een heilzame werking toe te kennen. Ook het zoeken van kruiden in het bos (door oudere vrouwen) doet niet meer meteen de alarmbellen rinkelen. Het wereldwijde internet wemelt van esoterische onderwerpen, die men vroeger als manifestaties van hekserij zou hebben bestempeld. Aan deze moderne ‘hekserij’ worden tegenwoordig allerlei namen gegeven, zoals Vrije Spiritualiteit, Wicca, (neo-)paganisme, New Age, natuurreligie, enzovoort. De auteurs en aanhangers van de ‘Heksenhamer’ zouden van onze tijden hebben gesmuld…

Bronnen

Henk Pieter Berkman, Inleiding, in: William Shakespeare, Macbeth. Blackbird Classics I, Groningen/Houten 2011, 4-7.
Jan Kuipers, Dwaallichten in de Delta. Volksverhalen, schedels en schatten en andere wetens- en merkwaardigheden uit het Zeeuwse, Goes 1988, 64-66.
P.J. Meertens, Een Zeeuwse volkskundige enquête uit 1860, Amsterdam 1961, 36-37.
Tiny Polderman, Een Thoolse tovenares in 1854. Column voor De Tijdmachine, Omroep Zeeland Radio, 11 februari 1996.
Ibid., Zeeuwse heksen, 20 november 1996.
Id., Even Omzien: Snoode duyvelsche practijke, in: PZC, 27 april 1999.
Persoonlijk archief auteur; diverse knipsels en aantekeningen.