Krachten van de Paasnagel

door Jan Kuipers

Tegenwoordig is ‘paasnagel’ een begrip dat vooral bekend is bij liefhebbers van nail art en bezoekers van nagelstudio’s. Maar paasnagels zijn in de eerste plaats de vijf wierooknagels die in de paaskaars worden gestoken, in de vorm van een kruis. Deze voorwerpen uit de katholieke traditie spelen ook een belangrijke rol in mondelinge overleveringen en volksverhalen.

Paaskaars met vijf nagels

De paaskaars is een grote, versierde kaars die wordt gewijd bij het begin van de paasnachtviering als symbool van de verrijzenis van Christus. Hij is versierd met het kruis, de Griekse letters alfa en omega en het jaartal. De paasnagels dienen als herinnering aan Christus’ kruiswonden.

De paaswake begint met het binnendragen van de paaskaars door de priester. Alle aanwezigen steken vervolgens hun eigen kaars aan de paaskaars aan, zodat de kerkruimte steeds sterker wordt verlicht. Na Pinksteren brandt de paaskaars bij doopvieringen, vormsels, huwelijksvieringen, bij uitvaarten en op Allerzielen (2 november). De protestantse liturgie maakt ook wel gebruik van paaskaarsen, maar zonder paasnagels.

Paaskaars met vijf paasnagels.

Paaskaars met vijf paasnagels.

Volksgeloof

De paaskaars en vooral de paasnagels speelden vanouds een belangrijke rol in het volksgeloof. Als je een stukje van de paaskaars of een paasnagel onder de drempel stak, was de woning beschermd tegen allerhande kwade machten, en kon geen heks in of uit het huis. In Vlaanderen leeft deze vorm van folklore nog sporadisch voort. Uit Nieuwpoort bestaat een vrij recente melding over een paasnagel die in een vooraf geboord gaatje van een nieuw vissersschip werd gestoken, waarna de pastoor het schip zegende.

Veertien heksen

In Zeeland komen verhalen over paasnagels vooral voor in het van oudsher katholieke deel van Oost Zeeuws-Vlaanderen, zoals in Koewacht, Absdale, Kapellebrug en dergelijke. Om allerlei ‘kwa gedwars’ in de stal te voorkomen diende je een paasnagel onder de drempel te steken; maar het hielp ook als je twee gestolen stenen kruislings in de stal hing. Enkele typerende verhalen over paasnagels, allemaal opgetekend in de periode 1915-1932, stammen uit Lamswaarde. Het meest spectaculaire handelt over een kosterszoon die ooit met behulp van een paasnagel veertien heksen in de dorpskerk gevangen hield. Tijdens de mis liep hij stiekem naar huis, nam een nagel uit de paaskaars en stak die onder de drempel van de kerkdeur. Na de mis verliet iedereen de kerk, behalve de veertien vrouwen die kennelijk niet in staat waren het gebouw te verlaten. Pas uren later, toen de jongen de nagel had weggehaald, konden ze wegkomen. Een van de vrouwen tikte in het voorbijgaan de jongen op de schouder en zei: ‘Dat zal ik je betaald zetten, vlegel!’

Koppen van paasnagels.

Koppen van paasnagels.

Heksenwraak

De jongen had onmiddellijk door dat hij te ver was gegaan; hij moest zich vasthouden aan het hekwerk van de kerk om niet te vallen. Tot overmaat van ramp had hij zijn paternoster niet om zijn hals gehangen, maar thuis op de tafel laten liggen. Een uur later merkte hij dat zijn kleren vol ongedierte zaten. Dit bleek niet weg te krijgen. Met deze kosterszoon liep het slecht af: hij leefde nog bijna drie jaar en werd in die tijd min of meer door de luizen opgevreten.

Paasnagel versus toverboek

In een ander verhaal uit Lamswaarde verdacht een man zijn vrouw van hekserij. De pastoor adviseerde hem te ontdekken waar ze haar toverboek had verstopt. De man legde een paasnagel onder haar stoel, waarna ze niet meer kon opstaan. Vervolgens stookte de echtgenoot het vuur hoger op en liet de pastoor komen. De heks moest nu de plek van het boek wel bekend maken en de pastoor gooide het in de vlammen. Daarbij bad hij zo vurig, dat aan elke haar een zweetdruppel hing, maar de vrouw was verlost!

De H. Corneliuskerk in Lamswaarde uit 1873 (Wikimedia Commons).

De H. Corneliuskerk in Lamswaarde uit 1873 (Wikimedia Commons).

Achtergrond

Het plaatsen van Paasnagels onder de drempel, althans bij nieuwbouw van een huis of schuur, is een variant van handelingen die we kennen als ‘bouwoffer’. Deze praktijken zijn uiteraard niet beperkt tot het christendom. In onze streken vonden deze voorchristelijke gewoonten een al of niet gekerstende voortzetting tot diep in de middeleeuwen, en minder frequent ook later. Ook ‘echte’ bouwoffers lieten een spoor na in de Zeeuwse folklore. Eén verhaal roept herinneringen op aan prehistorische tijden en speelt zich af in de Slijkstraat in Vlissingen. Een metselaar zou hier levend door zijn kameraden zijn ingemetseld.

Tegenwoordig worden op het internet zelfs geprefabriceerde ‘bouwoffers’ te koop aangeboden: te begraven bij de bouw van een huis, of bijvoorbeeld in de kruipruimte van een bestaande woning.

Literatuur

Jan J.B. Kuipers, Najaars- en wintergebruiken in agrarisch Zeeland, in: Nehalennia 130, 2000, 2-8.
J.R.W. en M. Sinninghe, Zeeuwsch sagenboek, Zutphen 1933.
Joh. de Vries, Het spookte in Zeeuwsch-Vlaanderen, Terneuzen 1971.

Nederlandse Volksverhalenbank over paasnagels