De ‘hellewagen’ in Zeeland

door Jan Kuipers

Het passeren van trekvogels in voor- en najaar of stormachtige wind: in ontvankelijke personen welde bij dergelijke verschijnselen een oeroude angst op voor de bezielde krachten van de natuur, waartegen de mens weerloos was. Zelfs in de twintigste eeuw geboren Zeeuwen vertelden nog aan folkloristen over zulk bovennatuurlijk lawaai in de lucht. Dit werd veroorzaakt door de ‘ijzeren wagen’ of ‘hellewagen’, die ‘s nachts met ijselijke herrie door de hemel of over de grond denderde. Meestal hoorde je ‘m wel, maar zag je niets. En dat was maar goed ook, want deze wagen werd gemend door de duivel. Hij haalde er de slechte zielen mee van het kerkhof om ze naar de hel te voeren of, in minder ernstige gevallen, naar het vagevuur.

Duivelsbrood

In een enquête die de Middelburgse geneesheer, antropoloog en oudheidkundige J.C. de Man in 1859/1860 instelde naar Zeeuws bijgeloof kwam ook de hellewagen aan de orde. De Mans correspondent uit Axel schreef dat er nog veel sprookjes over bestonden. Uit Wolphaartsdijk kwam een uitvoeriger bericht. De Wolphaartsdijkse informant was de medicus J. Persant Snoep (1815-1882), bekend spotter met bijgelovigheden. Vroeger was men voor de wagen zeer bevreesd, vertelden een paar oudjes hem. Het ding reed ’s nachts door de lucht met een vreselijk geraas en gehuil, alsof er honderden wilde dieren waren losgebroken. De richting die de wagen had genomen kon je de volgende ochtend zien aan het ‘duivelsbrood’ (champignons), dat gedurende zo’n onheilsnacht in menigten uit de grond was verrezen.

Hellewagen met Medusahoofd; gravure (1677) uit een Ovidiusuitgave door Pierre Du Ryer.

Hellewagen met Medusahoofd; gravure (1677) uit een Ovidiusuitgave door Pierre Du Ryer.

Vurige karbonkels

Het Zeeuwsch Sagenboek van J.R.W. en M. Sinninghe (1933) geeft een door P.A. Eggermont uit de volksmond opgetekende vermelding van de ijzeren wagen. Die reed rond in de buurtschap ’t Spui tussen Axel en Terneuzen en maakte zich door gerammel kenbaar, maar bleef zelf onzichtbaar. In Westdorpe was dat anders. Joh. de Vries, een bekend Oost Zeeuws-Vlaams heemkundige, tekende in 1962/1963 uit de mond van de toen 76-jarige Rosalie Dumez-van Geetsum op dat de wagen in dit dorp wel degelijk zichtbaar was. Hij werd voortgetrokken door paarden die vuur uit hun neusgaten spuwden en ogen als vurige karbonkels hadden. Als je de wagen hoorde, moest je rap zijn. Als een vlammende schim vloog hij langs de dijk en was dan verdwenen. Rosalie had de hellewagen zelf nooit gezien; ze had het verhaal van haar moeder…

Westdorpe met voormalige korenmolen; fotokaart uit 1906. Ook in dit dorp gingen verhalen over de hellewagen rond.

Westdorpe met voormalige korenmolen; fotokaart uit 1906. Ook in dit dorp gingen verhalen over de hellewagen rond.

Wilde Jacht

Het motief van de helle- of ijzeren wagen die vooral op winterse nachten door de lucht snelde is in zijn grondvorm bekend in heel noordwestelijk Europa. Het wordt algemeen aangeduid als de ‘Wild Hunt’ of Wilde Jacht. Een verwant verschijnsel was in ons land bekend als de ‘Nachtridders’. Ook die reden ’s nachts woest door de hemel en waren te herkennen aan het hoefgekletter van hun paarden. De Nachtridders hadden vooral een voorspellende functie. Soms leverden ze hele veldslagen in de lucht, die onveranderlijk voorafgingen aan werkelijke gevechten. Ook kondigden ze andere rampen aan, die men beschouwde als oordelen van God. Nog in de zeventiende eeuw werd in verschillende geschriften geadviseerd om geloof te hechten aan deze profetieën en ‘afmaningen’ van de zonde.

Het Lied van den Hellewagen; klucht- of straatlied uit circa 1930.

Het Lied van den Hellewagen; klucht- of straatlied uit circa 1930.

Mythologie

Negentiende-eeuwse folkloristen voerden al  deze  overleveringen terug op de Noord-Germaanse mythologie. Hierin was sprake van het winterse, door de lucht razende dodenleger van de hoofdgod Odin (in onze streken Wodan geheten). De horde bestond uit Wodan zelf en een zwierende sliert gestorvenen die in het graf geen rust konden vinden. Onfortuinlijke stervelingen werden door deze schare van de aarde geplukt en meegevoerd. Tijdens het Joelfeest (in christelijke tijden gemarkeerd door Kerstmis en Driekoningen) vonden extatische en in latere ogen onzedelijke taferelen plaats, die de gedachte aan Wodans chaotische leger levend hielden. Een echo hiervan leefde voort in het Amelandse ‘Sinterklazen’-feest.

Literatuur

Jan Kuipers, Dwaallichten in de Delta; volksverhalen, schedels en schatten en andere merk- en wetenswaardigheden uit het Zeeuwse, Goes 1988, 44-47.
J.J.B. Kuipers, De hellewagen in de Zeeuwse volkskunde, in: Nehalennia 61 (1986), 2-10.
P.J. Meertens, Een Zeeuwse volkskundige enquête uit 1860. Bijdragen en Mededelingen der Volkskunde-Commissie van de KNAW II, Amsterdam 1961, 49.
J.R.W. en M. Sinninghe, Zeeuwsch Sagenboek, Zutphen 1933, 43.
Joh. de Vries, Het spookte in Zeeuwsch-Vlaanderen, Terneuzen 1971, 139-140.