Het Middelburgse hostiewonder

door Jan Kuipers
Verhalen Erfgoed Zeeland

Niet alleen Amsterdam, maar ook Middelburg kent een ‘hostiewonder’. Het dateert volgens de overlevering uit 1374, toen een hostie veranderde in bloedend vlees.

Ontstaanslegende

Volgens de ontstaanslegende leefde in 1374 in Middelburg een vrome edelvrouw, die eiste dat al haar huisgenoten op de eerste zondag van de vastentijd (de veertig dagen voor Pasen) goed voorbereid ter communie zouden gaan. Een van hen, een zekere Jan uit Keulen, deed dit echter zonder vooraf gebiecht te hebben en zonder gevoelens van berouw. Zodra hij zijn hostie had ontvangen werd hij door blindheid getroffen. Bovendien veranderde de hostie in zijn mond in een stuk vlees. Toen hij erin beet sprongen drie druppels bloed uit zijn mond, die op de communiedoek vielen. De priester die de communie had uitgedeeld schrok hevig, pakte het vlees uit Jans mond en borg het veilig weg. Jan smeekte publiekelijk om Gods genade. Dankzij zijn berouw werd hij nu door een nieuw wonder van zijn blindheid genezen. Voortaan leidde hij een voorbeeldig leven. De in vlees veranderde hostie en de communiedoek werden als relieken bewaard.

De hostie splitste zich

Frederik III van Saarwerden, aartsbisschop van Keulen, hoorde van het wonder en liet nog in hetzelfde jaar 1374 het Middelburgse ‘Sacrament van Mirakel’ overbrengen naar Keulen, waar het werd ondergebracht in de Augustijnenkerk. In 1380 verzochten de augustijnen uit Leuven om een deel van de reliek. Na drie dagen van intensief en collectief gebed ontdekte men dat de mirakelhostie zich in twee delen had gesplitst: alweer een mirakel! Nu kon een deel in Keulen blijven en een deel naar Leuven worden gebracht. In Leuven ontstond een uitgebreide cultus, met een broederschap (vanaf 1426), aflaten en een jaarlijkse processie (vanaf 1435). In 1935 werd hier het vijfde eeuwfeest herdacht. De reliekhouder met het ‘Sacrament van Mirakel’ (een fragment van de communiedoek en een stukje bruingekleurd vlees ter grootte van een erwt) is nu ondergebracht bij M – Museum Leuven. In de Keulse Sint-Albanskerk werd tot de Tweede Wereldoorlog het andere deel van de mirakelhostie vereerd.

Deel van de stadsplattegrond van Middelburg door Jacob van Deventer (1545); het augustijnenklooster is omcirkeld.

Deel van de stadsplattegrond van Middelburg door Jacob van Deventer (1545); het augustijnenklooster is omcirkeld.

Het augustijnenklooster in Middelburg

In het augustijnenklooster in Middelburg was een deel van de communiedoek achtergebleven, die tijdens het wonder was gebruikt. Daarom bleef ook in Middelburg een bescheiden cultus rondom het Middelburgse hostiewonder bestaan. Het klooster was in 1308 voor het eerste vermeld. De kloosterlingen dreven een herberg, brouwden bier en verschaften vergaderruimte aan diverse gilden.

Tweehonderd jaar na het wonder, in 1574, verlieten de augustijnen-heremieten de stad wegens de reformatie. Het klooster ging over aan de Sint-Sebastiaans- of Handboogdoelen; in 1587 verrees hier het Schuttershof. Het nog altijd bestaande Augustijnenstraatje werd in 1460 voor het eerst vermeld.

Andere hostiewonderen

Het bekendste Nederlandse hostiewonder vond plaats in Amsterdam in 1345. Een door een zieke uitgebraakte hostie weigerde te verbranden. Sinds de negentiende eeuw houdt men jaarlijks de Stille Omgang. Ook in Niervaert (bij het huidige Klundert) vond in het begin van de veertiende eeuw een hostiewonder plaats. Een in de grond aangetroffen hostie begon hevig te bloeden. In Brussel zouden zes Joden in 1370 zeven hosties hebben gestolen en met messen doorboord, om Christus opnieuw te laten lijden. De ‘schuldigen’ kwamen op de brandstapel terecht, hun en andere Joodse bezittingen werden verbeurd verklaard.

Het hostiewonder van Amsterdam; ingekleurde houtsnede door Jacob Cornelisz. van Oostsanen, 1518 (Rijksmuseum Amsterdam).

Het hostiewonder van Amsterdam; ingekleurde houtsnede door Jacob Cornelisz. van Oostsanen, 1518 (Rijksmuseum Amsterdam).

Achtergronden

De hostiewonderen uit de late middeleeuwen vloeiden voort uit de instelling, midden dertiende eeuw, van het feest van het Heilig Sacrament. Dat feest ­moest bij de bevolking het dogma van de transsubstantiatie inprenten, de verandering tijdens de eucharistie van brood en wijn in Christus’ vlees en bloed; het desbetreffende dogma was in 1215 op het Vierde Concilie van Lateranen vastgelegd. Het ‘bloed’ waarvan bij een aantal wonderen sprake is, wordt nu toegeschreven aan het pigment van een woekerende bacterie, serratia marcescen, of micrococcus prodigiosus.

Verder lezen?

G. Baggerman, Ikonografische en bibliografische bijzonderheden in verband met het H. Sacrament van Mirakel te Leuven, in: Meer schoonheid 28 (1981), 7-16.
Werner Grootaers e.a., Zeven eeuwen augustijnen. Een kloostergemeenschap schrijft geschiedenis (Gent: Snoeck-Ducaju & Zoon, 1996) p. 163, nr. 31 [reliekhouder van het Sacrament van Mirakel van Leuven].
P.A. Henderikx, De oudste bedelordekloosters in het graafschap Holland en Zeeland, Dordrecht: Historische Vereniging Holland, 1977.
A. van Waarden-Koets, Van monniken en een beerput met pispotten en een zonnebord, in: Informail (maart 1995).

http://www.meertens.knaw.nl/bedevaart/bol/plaats/501 (aldaar ook uitgebreide literatuuropgave)