Gouden apostelbeelden en onderaardse gangen

door Jan Kuipers

In veel volksverhalen komt het verlangen naar onverwachte rijkdom naar voren. Schatsagen zijn bekend in allerlei variaties. De vondst van ‘gouden apostelbeelden’, vaak verbonden met verhalen over onderaardse gangen, is een thema dat ook in Zeeland niet ontbreekt.

Beeldenstorm

Het voormalige cisterciënzer nonnenklooster en latere boerderij Waterlooze Werve (Waterlooswerve) tussen Aagtekerke en Klein-Mariekerke op Walcheren herbergde een schat van twaalf gouden apostelbeelden. Deze zouden verborgen zijn in een onderaardse gang. Verhalen over zoekgeraakte apostelbeelden zijn ook bekend uit Zierikzee, Kapelle, Nisse, Veere, Sluis en Hulst. In Sluis ging het om zilveren apostelbeelden. Ze zijn tijdens de Beeldenstorm (1566) verborgen, maar hun locatie werd vergeten. Een mogelijke aanwijzing is de vroegere naam Twaalf Apostelen van een erf, dichtbij de voormalige Sint-Janskerk ter plaatse. Maar ook díe vermelding dateert al uit 1852… Ook in Veere betreft het zilveren beelden. Ze liggen ergens in een dijk begraven, maar niemand weet precies waar.

Waakzaam engelkopje

Aan de gevel van hoeve ‘De Mooije Staak’ (Nisse) prijkten vroeger ook apostelbeelden. Een bewoner verwijderde ze, maar de volgende dag hingen ze weer op hun plaats. Een volgende bewoner verwijderde ze opnieuw en verbrijzelde ze voor de zekerheid. De volgende nacht ging de hofstede in vlammen op. Dit herhaalde zich om de twaalf jaar. Uiteindelijk werd een engelkopje in de gevel geplaatst, waardoor het onheil week.

Hoeve De Mooije Staak bij Nisse (RCE, foto G.J. Dukker).

Hoeve De Mooije Staak bij Nisse (RCE, foto G.J. Dukker).

Adriaan en Olivier

Gouden apostelen doken ook op in de fictie van Leonhard Huizinga over zijn befaamde helden Adriaan en Olivier. Een passage uit Adriaan en Olivier. De ware geschiedenis van een straatarme maar beschaafde tweeling van redelijk goede familie (1939) luidt: “’Ik zei,’ ging Ceciel voort, ‘dat ik mij herinnerde, dat vader aan Henri en mij als kleine kinderen altijd weer hetzelfde fantastische verhaal moest doen over een begraven schat, die uit twaalf gouden apostelbeelden bestond. Die beelden waren ergens op een buiten te vinden, als je tenminste de zes stukken van de kaart, die hun ligging aangaf bij elkaar kon krijgen. Dat verhaal had hij ons wel honderd keer gedaan (…) en eerst jaren later (…) herinnerde ik mij ook, dat mijn vader de naam van het buiten had genoemd: ‘Korenvliet’. Toen begonnen wij, eerst nog half als spelletje, te zoeken of er ergens in Nederland een buiten te vinden was, dat Korenvliet heette. We zochten in boeken, op kaarten en in archieven, maar we vonden niets, helemaal niets. Totdat we, net toen we het opgeven wilden, in een oude jaargang van het tijdschrift ‘BUITEN’ een compleet artikel over het buiten ‘Korenvliet’ bij Rittenburg ontdekten.” Korenvliet is de buitenplaats Toorenvliedt, en Rittenburg staat voor Middelburg.

Leonhard Huizinga (1906-1980) in 1945.

Leonhard Huizinga (1906-1980) in 1945.

Thoolse hofsteden

Ook verhalen over onderaardse gangen zijn talrijk in Zeeland. Ze duiken tegenwoordig soms nog op naar aanleiding van archeologische waarnemingen, en hebben vaak betrekking op grote riolen of keldergewelven. Een voorbeeld ten aanzien van boerderijen is de 700 meter lange gang die de Torenhoeve bij Oud-Vossemeer op Tholen zou hebben verbonden met de verderop gelegen hofstede Hoogkamer. Evenmin als elders zijn in deze buurt ooit gouden apostelen gevonden: wél een tweetal menselijke skeletten (ca. 1925). Deze melding staat wellicht in verband met de spooksels van vroegere bewoners van beide boerderijen. Ze waren broers, die ‘in voortdurenden twist met elkander leefden’. Elke avond om tien uur raasden ze op hun schimmels door het landschap. ‘Dan bevechten zij elkaar,’ aldus het Zeeuwsch Sagenboek, ‘en dat zullen ze blijven doen, net zoo lang tot de een den ander overwint.’ Deze sage gaat misschien terug op een befaamde achtervolging in 1673, die eindigde in een duel op de nabije hoeve Karnemelkspot; het was een strijd tussen enkele telgen van het vooraanstaande Thoolse geslacht Van Vrijberghe.

De Torenhoeve op de Hattingakaart van Tholen enz., opgenomen 1743-1744.

De Torenhoeve op de Hattingakaart van Tholen enz., opgenomen 1743-1744.

Vluchtroute voor nonnen

Slot Ostende in Goes beschikte volgens de volksmond ook over onderaardse gangen. Deze zouden zelfs hebben doorgelopen tot het dorp ’s-Heer Hendrikskinderen ten westen van de stad! De onderaardse gangen van het klooster Jeruzalem in het nabije Biezelinge deden goede dienst, toen de Geuzen begin jaren zeventig van de zestiende eeuw Zuid-Beveland teisterden. De nonnen van Jeruzalem vluchtten door de gangen tot aan het plaatselijke kasteel Poucques. Vandaaruit ontkwamen ze naar de Schelde, waar een schip gereedlag om hen naar Antwerpen te brengen. In werkelijkheid werden de nonnen ondergebracht in andere kloosters, en keerden in 1578 terug naar Goes. Na de definitieve onteigening van het klooster kregen ze een toelage. Als laatste overleed priorin Katarine Meskens in Antwerpen (1612).

Het klooster Jeruzalem in 1546. Tekening A. de Haen, achttiende eeuw (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata, ZI-II-1558).

Het klooster Jeruzalem in 1546. Tekening A. de Haen, achttiende eeuw (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata, ZI-II-1558).

Literatuur

M.A. Geuze, Boerderijnamen op Tholen, in: Zeeuws Tijdschrift 1 (1950) 9-13, 37-40.
Jan J.B. Kuipers, Dwaallichten in de Delta: volksverhalen, schedels en schatten en andere wetens- en merkwaardigheden uit het Zeeuwse, Goes 1988.
Jan J.B. Kuipers, Najaars- en wintergebruiken in agrarisch Zeeland, in: Nehalennia afl. 130, 2000, 2-8.
J.R.W. en M. Sinninghe, Zeeuwsch Sagenboek, Zutphen 1933.