Een kosmopolitische ‛natuurgeest’ uit Emelisse

door Jan Kuipers

Meer dan een halve eeuw geleden vond amateur-archeoloog Piet Zuijdweg uit Kats een merkwaardig zandstenen kopje in het verdronken Emelisse. Zuijdweg (1909-1979) behoorde in de jaren vijftig en zestig tot een kleine groep Zeeuwse amateur-archeologen, die een pioniersfunctie van grote betekenis hebben vervuld. Zijn werkterrein was Noord-Beveland. Eén van de terreinen die zijn aandacht had was Emelisse.

Zandstenen kopje uit Emelisse (Historisch Museum De Bevelanden, Goes).

Zandstenen kopje uit Emelisse (Historisch Museum De Bevelanden, Goes).

Aanzienlijk dorp

Bij het egaliseren van de ‛Emelisse-weie’ in 1938 raakte Zuijdweg, toen achter in de twintig, in archeologie geïnteresseerd. Hij kocht voor studiedoeleinden aardewerkvondsten van dit terrein op en sloeg gaandeweg ook zelf aan het zoeken. Van het verdronken Emelisse, in 1216 als parochie vermeld, zijn mede dankzij Piet Zuijdweg zelfs vondsten bekend van vóór het jaar 1000.

Emelisse was een aanzienlijk dorp, met een cisterciënzer nonnenklooster binnen de parochiegrenzen (al na de vloed van 1288 verplaatst naar Walcheren) en een gasthuis. De kerk had twee pastoorsplaatsen en later zelfs vier. Het dorp verdween in 1530/1532, het gebied werd in 1598 herdijkt in de Oud-Noord-Bevelandpolder. De egalisering van de ‘weie’ vond plaats in het kader van werkverschaffing, een project dat wegens de voortgeschreden normen van archeologische monumentenzorg nu ondenkbaar zou zijn.

Sarcofagen en plantenranken

De werkzaamheden van 1938 brachten onder meer vier bakstenen sarcofagen met skeletresten aan het licht. Eén van de sarcofagen was 2,70 meter lang. Het lijk was er waarschijnlijk bekist in gedeponeerd; op de vloer werden stukjes half vergaan hout, ijzeren spijkers, scharnierfragmenten en schilfers lei aangetroffen.

Zuijdweg begon omstreeks 1954 serieus met zoeken en optekenen. Uit Emelisse redde hij onder meer pijpaarden devotiebeeldjes en natuurstenen bouwfragmenten, zoals een deel van een altaaropbouw of sacramentshuisje. Zijn meest curieuze object uit dit dorp is ongetwijfeld een beschadigd zandstenen hoofdje van 13,5 bij 13,6 centimeter, mogelijk een stuk kapiteel (zuilbekroning) of deel van een doorgang. Het behoort nu tot de collectie van Historisch Museum De Bevelanden in Goes. Uit beide mondhoeken komen plantenranken tevoorschijn, die zich splitsen rond kin en hoofd.

Vondst van sarcofagen in Emelisse, 1938.

Vondst van sarcofagen in Emelisse, 1938.

Bekend sinds vijfde eeuw

Waarschijnlijk is het kopje losgekomen bij een spontane breuk tijdens sloopactiviteiten of iets dergelijks.
Deze romaanse mascaron, volgens Zuijdweg afkomstig van het kloosterterrein, werd door de toenmalige directeur van het Goese museum L.J. Abelmann gedetermineerd als mogelijke afbeelding van het hoofd van Sint-Jan de Doper. Maar hij vertoont de trekken van een mythologische en folkloristische figuur, die in het Britse volksleven nog altijd een rol speelt: de befaamde ‛Green Man’, met zijn uitvloeisel ‘Jack O’Green’ of ‘Jack in the Green’.Zelfs mega-rockband Jethro Tull wijdde in 1977 het nummer ‛Jack-In-The-Green’ aan deze natuurgeest, die vooral opduikt tijdens meifeesten. Als kerkdecoratie op kapitelen, doorgangen en graftombes is het motief bekend sinds de vijfde eeuw. Parallellen van de Europese Groene Man, inclusief het loof uit de mondhoeken, komen bovendien voor in het decoratieprogramma van hindoeïstische tempels in India. De Groene Man is dus meer dan een Europeaan – hij is een wereldburger.

Literatuur

Jan J.B. Kuipers, Piet Zuijdweg, de man die alles zocht, in: Westerheem 55 (2006) 5, 238-245 (themanummer ’50 jaar AWN-afdeling Zeeland’).
Jan Kuipers, Uit de Zeeuwse klei. Een kosmopolitische natuurgeest uit Emelisse, in: Provinciale Zeeuwse Courant 28 januari 2015, katern ‘Buiten’.