Kinderspelen in Zeeland: keilen

Keilen is een spel dat vooral door jongens gespeeld werd. Het is een eenvoudig spelletje waarbij een plat steentje of een kei zodanig langs de oppervlakte van het water geworpen wordt, dat het steentje verscheidene malen opspringt. Maar hoe heet dit eenvoudige spelletje in het Zeeuws?

Zeeuwse woorden voor keilen

In het land van Axel wordt dit spel zjuulderen genoemd. Op Tholen komen de benamingen zielen, keilen, pleisteren, slifferen en zeilderen voor en op Walcheren sisteren, keilderen, pleisteren, schééren, sieselen, zeilderen en zeilen. Op de Bevelanden wordt het zeilderen, keilderen, botteren en drijven, terwijl op Schouwen-Duiveland riezelen, siesselen of pleisteren wordt gebruikt. Tot slot heeft men het op Goeree-Overflakkee over schiefelen of schufelen. In het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten is nog meer te vinden: botgooien, botteren, dreilen, fletteren, kuutje oplaten, piempampletteren, pleien, pletse gooien, scheren, sjiesteren, siesteren, sieselen, slieferen, snibbeplas, snipsnappen, vadertje-en-moedertje gôôien, vlieten en zielderen.

De platte steentjes die bij het keilen gebruikt worden, laten op de oppervlakte van het water kringen na.

De platte steentjes die bij het keilen gebruikt worden, laten op de oppervlakte van het water kringen na.

Herkomst van de belangrijkste vormen

Voor dit spel bestaan heel wat woordvarianten, zoals u kunt lezen. Hieronder wordt de herkomst van die vele vormen die in Zeeland voorkomen besproken.

Ketsen

Ketsen/kitsen ‘opstuiten’ verwijst naar het botsen en opstuiten van het steentje op het wateroppervlak. Kitsketsen lijkt een samenvoeging van kitsen en ketsen te zijn, net zoals het standaardtalige kiskassen een samenvoeging is van ketsen en kassen.

Keilderen en zeilderen

Keilderen en zeilderen zijn werkwoorden die op –eren eindigen, wat op herhaling wijst van keilen en zeilen. Keilen is eigenlijk hetzelfde als kegelen, in de betekenis ‘smijten, slaan, gooien’. Keilen zelf is opgetekend in Kortgene, keilderen in Biervliet en Oostburg. Een van de betekenissen van zeilen is ‘iets door de lucht doen vliegen en op een bepaalde plaats doen belanden; gooien, slingeren, werpen’, in dit geval dus een steentje. Het komt verspreid over heel Zeeland voor. Men zegt ook wel steentje-zeilen. Zielderen (met een lange ie) is de uitspraak in Middelburg en omgeving, in West-Zeeuws-Vlaanderen en in het Land van Axel. Nog iets afwijkender is sjielderen in Sint-Laurens en zjuulderen in Axel.
Andere herhalingswerkwoorden zijn botteren, slieferen en fletteren.

Nog herhalingswerkwoorden

Botteren is bekend in Goes, Kattendijke, Yerseke en Westdorpe. Verwant is botgooien op Zuid-Beveland en op Tholen. In Oud-Vossemeer en Scherpenisse zegt men botje gooien en botje zeilen.

Slieferen is dan weer bekend in Kortgene, Wemeldinge, Nieuwerkerk en Goedereede, slieveren in Aardenburg. Slifferen betekent behalve ‘slepen’ en ‘glijden’ ook ‘keilen’. Het heeft een bijvorm slijferen, in het Zeeuws uiteraard als slieferen uitgesproken.

Fletteren in het Land van Axel is waarschijnlijk een bijvorm van vletteren, een herhalingswerkwoord bij vletten. Vletten hangt samen met vleten en vloten, en betekent ‘drijven, zich drijvende bewegen op het water’. Ook vlieten in Zonnemaire, Zierikzee, Biervliet, Axel en omgeving betekent ‘drijven’ of ‘zich over of door het water bewegen’. Vletten is trouwens in het Zeeuws ook bekend als ‘komen aanlopen’. Vletten is letterlijk ‘met een vlet (soort boot) varen’ en vletten kan ook ‘glijden over het ijs’ betekenen.

De vormen schiefelen, schuufelen, schijfelen en schuifelen zijn herhalingsvormen van schuiven, in de betekenis ‘herhaalde, lichte schuivende bewegingen maken’, in dit geval van het steentje dat over het water schuift. Een schiefel is een keilsteen en zou een verkleinwoord kunnen zijn van schijf ‘rond voorwerp’. Het Duitse Schiefer ‘leisteen’ heeft dezelfde betekenis. Het werkwoord kan dus afgeleid zijn van het zelfstandige naamwoord; het betekent dan ‘met de schiefel gooien’. Debrabandere denkt aan ‘schijf’ vanwege het ronddraaien.

Siesteren (in Renesse sjiesteren) wordt gebruikt op Walcheren en Schouwen-Duiveland. Of het in verband kan worden gebracht met het Franse schiste ‘leisteen’ is niet zeker, maar wel aannemelijk aangezien stukjes leisteen zeer geschikt waren voor dit spel. Sieselen uit Schouwen-Duiveland is misschien in verband te brengen met sissen, wat wijst op klanknabootsing. Ook het standaardtaalwoord kiskassen kan immers de betekenis ‘een sissend geluid maken’ hebben.

Rijzelen (en ook riezelen) hangen samen met rijzen, dat ‘naar omhoog gaan’ kan betekenen, maar ook wel ‘vallen’. Het steentje doet immers beide, het gaat naar boven en naar beneden, zelfs herhaalde malen: het rijst dus meer dan één keer.

Naast pleien bestaat ook pleieren. Het is een benaming voor verschillende jongensspelen, waarbij een klein voorwerp naar een streep geworpen of over het water gekeild wordt en voor steentjes over het water laten scheren. Er bestaat ook een pleien dat in het Middelnederlands ‘pret hebben, dansen, springen van vreugde’ betekent. Het is echter onzeker of ons pleien en pleieren hiervan afgeleid is. Als dat zo is, zou het oorspronkelijk een plotse springende beweging aanduiden.

Ook pladeren en plaaieren komen in Nederland voor in de betekenis van een voorwerp naar een streep gooien of een steentje over het water laten scheren. Pladeren betekent trouwens ook ‘in het water plonsen’. Zou het kuutjeplateren dat opgetekend is in de dialectverkiezing voor het mooiste of leukste Zeeuwse woord iets met dit werkwoord te maken hebben? Een kuutje is ‘een kuiltje’, een kuutje oplaten kan dan zoveel betekenen als een kuiltje in het water laten naar boven komen. Dit kuuteplaetere en de varianten ervan zijn Westkappelse vormen. In dezelfde dialectverkiezing uit dezelfde plaats is ook puteplaeteren opgegeven. Wat eerst was (kuute of puute), is niet met zekerheid te voorspellen. Zoals we verder zullen zien, spelen puiden (kikkers) en padden immers vaker een rol bij dit spel, zij het dan niet onmiddellijk in Zeeland. Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten geeft voor Westkapelle trouwens de vorm ’n kuutje oplae(te) en kuutje-plaete.

Pleisteren wordt gezegd op Tholen, Sint-Philipsland, Walcheren, Schouwen-Duiveland en in West-Zeeuws-Vlaanderen. Pliesteren is de uitspraakvariant in de omgeving van Middelburg. Pleisteren betekent – denk aan pleisterplaats – ergens stilhouden om even te rusten. Verwijst dit pleisteren naar de korte sprongetjes van de steen, die even rust bij iedere aanraking van het water. Of werd pleien en pleieren niet meer verstaan, en greep men naar een bekender woord dat er op leek?

Scheren, drijven en drillen

Scheren (en schèèren), opgetekend in Nieuw- en Sint-Joosland en Arnemuiden, betekent in het algemeen ‘vlak langs of over een oppervlak doen strijken, gezegd van iets dat geworpen wordt’ en is dus ook van toepassing op het werpen met een plat steentje langs het wateroppervlak.

Drijven (meestal uitgesproken als drieven) wordt gebruikt in Kattendijke, Ouddorp en Hulst. Drijven betekent hier ‘een voorwerp (het steentje) doen bewegen (over het wateroppervlak)’.
Drillen kan ‘trillen, doen trillen’ betekenen en lijkt op het Engelse to thrill, het hangt samen met draaien of draaiend voortbewegen, dansen. Het keilsteentje danst als het ware op het water, je ziet draaiende bewegingen op het water ontstaan, het water trilt.

Klanknabootsingen

Bij de keilwoorden zitten heel wat klanknabootsingen. In een groot deel van Nederland komt bijvoorbeeld het woord kiskassen voor, een samenstelling van ketsen, in de nevenvorm kitsen, en kassen, twee werkwoorden die beide ‘keilen’ betekenen. In het Land van Axel hebben we piempampletteren, in Hoek is pierpampletteren opgetekend. Volgens het WNT en Van Dale is plisjeplasje of pliesjeplasje gooien, een klanknabootsende uitdrukking die in Zuid-Nederland en Zeeland bekend zou moeten zijn. Ook snipsnappen is door de combinatie van snip en snap te vergelijken met kiskassen e.d. Snappen heeft een aantal betekenissen waarbij snelle bewegingen een rol spelen. Vanuit deze betekenis is het dus ook bruikbaar voor het keilen. Het is opgetekend in Burgh en Westdorpe. In Aardenburg zegt men dan weer snibbeplas of putje-snibbeplas-over-water doen. In Zelzate en Wachtebeke, net over de grens met Zeeuws-Vlaanderen is snippen in gebruik.

Johan Hendrik Van Dale gebruikte ooit in een lijst met woorden, bestemd voor een andere taalkundige Arie de Jager, de term pietjepatjepoe voor het keilen. Ook hier is de klanknabootsing het doorslaggevende element. Pitje-patje-poe is volgens het WNT een tussenwerpsel zonder bepaalde betekenis.

Biervliet, Axel en Hoek kennen plets gooien, Aardenburg zegt pleitse-pletse gooien. Het hangt samen met plets dat hier verwijst naar het geluid van het water na een slag met de vlakke hand of in dit geval een steentje. In pleitse-pletse zit weer een klanknabootsend element.

Dubbele vormen

Vadertje-en-moedertje gooien lijkt een wat vreemde uitdrukking. Ze is ook in Vlaanderen bekend, net als papa en mama smijten of mannetje en wijvetje smijten. We treffen heel wat van die dubbele vormen met gooien aan in Vlaanderen. De meest bekende vormen daar zijn die waar eendjes en haantjes/aandjes gegooid worden. De Engelse uitdrukking to duck and to drake betekent hetzelfde. Eendje en vrouwelijk eendje spelen, is de letterlijke vertaling. De kans is dus groot dat de haantjes uit de Vlaamse uitdrukkingen oorspronkelijk aandjes (= kleine aanden) waren en geen haantjes. Haantje gaf dan weer de impuls voor nieuwe uitdrukkingen waar de eend vervangen werd door allerlei dialectvarianten van kip: poele, hennetje, kiekje. Een andere reeks zijn uitdrukkingen waar puiden ‘kikkers’en padden een rol spelen. Het zijn vooral waterdieren en die passen wel in deze context. Eend en haan, of in dit geval vader en moeder verwijzen naar het aanraken van de steen met het water. Misschien is het een soort telmechanisme om bij te houden wie het meest aantal keren het water raakt. Het eerste voorbeeld van to play duck and drake is gevonden in The nomenclator, or remembrances of Adrianus Junius van 1585, van John Higgins: “A kind of sport or play with an oister shell or stone throwne into the water, and making circles yer it sinke, etc. It is called a ducke and a drake, and a halfe-penie cake.” Behalve eend en mannelijke eend komt er ook nog een koekje achteraan. Dat verwijst dan misschien weer naar de vele varianten waarin brood en boterhammen voorkomen, zoals in het West-Vlaamse boterhammen snijden (ook in Scandinavische talen speelt brood een rol bij de namen voor dit spel).

Slot

Keilen is een heel eenvoudig spelletje, dat kinderen en volwassenen, maar ook taalliefhebbers uren plezier kan verschaffen, zoals blijkt uit bovenstaande lijst van (vooral) Zeeuwse dialectwoorden.

Bronnen

F. Debrabandere, Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams Etymologisch Woordenboek, Amsterdam 2005.
F. Debrabandere, Zeeuws Etymologisch Woordenboek, Amsterdam 2007.
V. De Tier (eindred.), Koekoek schietebroek; kinderspelen in Zeeland, Biervliet 2005.
V. De Tier, Schietebroek in de wei’oek. De benaming voor enkele kinderspelen in de Zeeuwse dialecten. in: V. de Tier, R. Keulen en J. Swanenberg, Het dialectenboek 9. Dialect in het spel, 2007.
V. De Tier, Keilen in het Zeeuws: Kinderspelen in Zeeland (1) in: Nehalennia 151 (2006), 25-29.
www.etymologiebank.nl
CLARIN Portal INT (Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal)
www.zeeuwsewoordenbank.nl (Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en Supplement)