Spelen is van alle tijden
door Bernard Meijlink en Bram SilkensAls archeologen proberen we van de mensen uit de voorbije eeuwen het dagelijks leven te reconstrueren. Vaak komen we dan niet verder dan wat de potscherven ons vertellen en welk servies in een huishouden gebruikt is. Of dat de botresten ons vertellen, welke dieren rondliepen en op het menu stonden. Maar af en toe krijgen we een verrassend leuk ander inkijkje in het dagelijks leven en vinden we een stuk (kinder)speelgoed.
Tiepels of pinkels
Onlangs vonden we bij Arnemuiden een fraai versierd speelschijfje. Het is perfect rond en gesneden uit het gewei van een hert. Hoe de kinderen er destijds mee speelden, weten we niet. We weten wel dat ze dat ongeveer duizend jaar geleden deden, want zo oud is het schijfje.
Van twee houten stokjes die aan de uiteinden zijn toegespitst weten we wel hoe de kinderen er mee speelden. De stokjes zijn 10 tot 15 cm lang en zijn zogenaamde tiepels of pinkels. Van afbeeldingen op gelijktijdige Delftsblauwe tegeltjes leren we dat het tiepelen op het hedendaagse softbal lijkt. Met een lange stok slaat een jongen de tiepel weg en een andere jongen probeert deze op te vangen met behulp van een pet of een hoed. Vandaag de dag zou men dit spel met die spitse tiepels geen goed idee vinden! De voorwerpjes komen uit de grote beerput van het Gravensteen in Middelburg (omgeving Bachtensteene). De vulling ervan dateren we tussen 1575 en 1650.
Kegels
Uit dezelfde beerput komen de onderdelen van het kegelspel. Van een en hetzelfde spel lijken een kegel en twee balletjes bewaard. De kegel zal iets langer zijn geweest dan 16 cm hoog en is van essenhout en gesneden in de vorm van een mannetje of vrouwtje met de armen over elkaar gebogen. Ook lijkt een gezichtje herkenbaar. De kleine balletjes zijn van essenhout en hebben een siernaad. Ze zijn vrij klein, maar 2,4 cm in doorsnee, en duidelijk voor de kleine kinderhand bedoeld. Van een tweede en groter kegelspel zijn in dezelfde beerput nog twee kegels gevonden. Deze kegels waren circa 36 cm hoog. Blijkbaar versleet men rond 1600 veel tijd aan dit spel – en daarmee ook verschillende kegelspellen.
Houten bootjes
Ook als er geen vriendjes in de buurt waren om mee te spelen, wisten de kinderen zich te vermaken. Uit twee Vlissingse beerputten, de ene uit 1650-1700 en de ander uit 1700-1780, komen twee houten bootjes. De bootjes zijn ongeveer 20 cm lang. Ze zijn beide met zorg uit één stuk naaldhout gesneden met een doorlopende kiel en met middenin nog een gaatje waar de mast zal hebben gestaan. Naar voorbeeld van hun vader op zee hesen deze jongens de zeilen op rustiger binnenwater.
Kolfspel
Voor de opgeschoten jongens en jongemannen was er ook een spel: het kolfspel, de voorloper van het huidige golfspel. Het spel heeft zijn oorsprong in de middeleeuwen. Het doel was om met een lange stok met onderaan een zogenaamde kolfslof een bal met zo min mogelijk slagen bij een doel te krijgen, of om met een vastgesteld aantal slagen zo ver mogelijk te krijgen. Getuigen van het kolfspel hebben we gevonden tussen resten van twee achttiende-eeuwse buitenplaatsen rond Middelburg en in een beerput in Vlissingen; in de vorm van metalen kolfsloffen, een houten kolfbal en een wandtegel met een afbeelding van een kolfspeler. Het spel was zo populair dat volgens archieven met regelmaat verordeningen werden opgesteld om te voorkomen dat verder nog ruiten sneuvelden en passanten werden geraakt. En zo is er nog veel meer ‘archeologisch’ speelgoed: miniatuur serviesjes, een speelgoedkanonnetje en bikkels zijn enkele voorbeelden. Spelen is duidelijk van alle tijden.