De goudschat van Serooskerke

door Peter Blom

In of kort na het jaar 1622 moet in het Walcherse dorp Serooskerke iemand hebben rondgesjouwd met een kapitaal aan gouden munten. Nadat de onbekende rijkaard de schat verstopt had, werd er tot 1965 niet naar omgekeken. In januari 2016 was het precies vijftig jaar geleden dat de vondst van de eeuw werd gedaan. De vijftig meest interessante munten bevinden zich nu in de verzamelingen van de gemeente Veere en worden beheerd door het Zeeuws Archief.

Ieder zijn deel

In 1965 werd een aantal huizen aan de Dorpsstraat gesloopt en op het vrijgekomen terrein een preiveld aangelegd. Bij het bewerken van de grond kwamen in 1965 kwamen 118 munten naar boven en in 1966 werden bij het oogsten van de prei nog eens meer dan duizend munten opgegraven. Van het achteroverdrukken van de eerste 118 munten werd aangifte gedaan bij justitie. Van de opbrengst had de illegale schatgraver een boot gekocht en deze de naam ‘De gouden reaal’ gegeven. De eerlijke vinders van 1966 moesten de buit delen met de eigenaar van de grond. Dit was de gemeente Serooskerke die met de opbrengst het zwembad ‘De Goudvijver’ en een medisch centrum betaalde.

Commissaris van de Koningin van Zeeland Jan van Aartsen en burgemeester van Serooskerke Adriaan De Kam op bezoek bij Piet Christiaanse die in 1966 in zijn preiveld gouden munten heeft gevonden (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Midavaine).

Commissaris van de Koningin van Zeeland Jan van Aartsen en burgemeester van Serooskerke Adriaan De Kam op bezoek bij Piet Christiaanse die in 1966 in zijn preiveld gouden munten heeft gevonden (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. Midavaine).

Al het goud dat daar blinkt

Door de hoeveelheid aan gouden munten kreeg de vondst veel aandacht in de media. De wetenschappelijke begeleiding was in handen van Hendrik Enno van Gelder (1916-1998), directeur van het Koninklijk Penningkabinet in Leiden. Hij concludeerde dat het hier ging om de omvangrijkste vondst van de twintigste eeuw. De veilingcatalogus vermeldt 1023 exemplaren uit de periode 1422-1622. Door alle publiciteit schoten de prijzen omhoog. De opbrengst was meer dan een half miljoen gulden.

Houden, verkopen en schenken

De gemeente Serooskerke, eigenaar van de grond aan de Dorpsstraat, behield vijftig goudstukken, waaronder de oudste en de jongste munt in de schatvondst. De sluitmunt is een halve gouden rijder die in 1622 te Middelburg werd geslagen.

Van de overige 977 munten werden de meeste verkocht aan musea en verzamelaars, enkele werden behouden door de vinders en twee werden geschonken aan prinses Beatrix en prins Claus. Ook na de zomer van 1966 werden nog enkele munten gevonden. De goudschat telde 1157 gouden munten en een valse koperen munt.

Onderzoek

Moeilijker is het om een antwoord te geven op de vragen hoe en waarom de munten zijn verborgen en door wie. In een tijd dat er nog geen banken en brandkasten waren, was het in de grond verbergen van spaargeld een gebruikelijke manier om geld veilig te bewaren. Het terrein waar de schat werd gevonden is in 1966 minutieus onderzocht op scherven van een aarden pot, deze werden niet gevonden. Mogelijk dat de ongeveer zes kilo goud in een kist of zak verpakt was, ingemetseld in (een nis van) een kelder of in een waterput gegooid.

Uit onderzoek naar muntvondsten blijkt dat oorlogsdreiging geen reden was het familiefortuin onder de grond te stoppen. Tussen 1574 en 1622 (jaar van de sluitmunt) zijn er op Walcheren geen oorlogshandelingen geweest. In de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden was er geen prettiger en veiliger eiland dan Walcheren.

Twee munten uit de goudschat van Serooskerke (foto Zeeuws Archief/AWK.)

Goedgevulde spaarpot?

De samenstelling van de Serooskerkse schat kan wijzen naar de eigenaar. De goudstukken betreffen de meest betrouwbare munten die indertijd in omloop waren. Ze kwamen van overal uit Europa, een aantal zelfs uit Marokko. Wel heeft de eigenaar zich vervalste munten laten aansmeren. Was het een schat geweest met munten die in de Republiek ongebruikelijk waren, dan was er meer reden om te denken aan een buitenlandse koopman, muntenverzamelaar of zeerover. De conclusie in 1966 luidde dus dat het een spaarpot kon zijn van een vermogend iemand. Met de waarde kon destijds een buitenhuis gekocht worden.

Wie heeft de schat verstopt? Was het zeerover Jan Janszoon? Lees er meer over op de website van het Zeeuws Archief.

Literatuur

Peter Blom, ‘Wie verborg de goudschat van Serooskerke’, in: De Wete 22/3 (juli 1993), 13-14.
Frans van den Driest, De goudschat van Serooskerke, het verhaal achter de grote goudvondst in 1966, Serooskerke 2011.
Hendrik Enno van Gelder, Het Goud van Serooskerke, in: Spiegel Historiael, tijdschrift voor geschiedenis en archeologie, 1 (1966) 3, 173-179.
Elias van der Pligt, Goudschat die het geluk werd van de een en de pech van de ander, in: Elsevier, 9 januari 2016.