Romeinse mosseltrekkers op een terp bij Serooskerke

door Robert van Dierendonck
Verhalen Erfgoed Zeeland

Zeeuwse mosselen en kokkels waren al in trek in de Romeinse tijd. In de forten van Aardenburg zijn op veel plaatsen afvaldumps met mosselschelpen teruggevonden. Een deel van dat afval is zeker afkomstig van de consumptie van verse mosselen, maar grotere dumps in en buiten het fortareaal wijzen ook op verwerking van mosselen tot producten. Gedacht moet daarbij worden aan een vorm van vissaus met de Latijnse naam allec of in de vorm van gekookte mosselconserven in azijn, olie of pekel.

Rand van een groot aardewerken voorraadvat met ingekraste letters aan de onderzijde: AL//C XIS. De letters betekenen dat het vat was gevuld met ruim 300 liter ter plaatse geproduceerde vissaus (allec). (Erfgoed Zeeland)

Rand van een groot aardewerken voorraadvat met ingekraste letters aan de onderzijde: AL//C XIS. De letters betekenen dat het vat was gevuld met ruim 300 liter ter plaatse geproduceerde vissaus (allec). (Erfgoed Zeeland)

Vissaus

Vissaus is een gekruid vloeibaar zout dat veelvuldig in de Romeinse keuken werd gebruikt, zoals nu nog in keukens van het Verre Oosten. De productie van vissaus in het Middellandse Zeegebied vond grootschalig plaats in fabrieken langs de kust. Allec is een goedkopere variant van goede kwaliteit vissaus met de Latijnse namen garum of liquamen en werd rond de Middellandse Zee gemaakt van oesters of kleine vette visjes. Langs de Noordzeekust zou die allec ook van mosselen en kokkels gemaakt kunnen zijn. Ook kleine vette visjes als ansjovis, driedoornige stekelbaars, sprot en andere kleine haringachtigen moeten ruim aanwezig zijn geweest in het estuariumgebied van de Romeinse Schelde en de Noordzeekust.

Nehalennia

Dat er allec is geproduceerd in Zeeland staat vast. In Aardenburg is op de rand van een groot voorraadvat van ingekrast dat het vat 300 liter allec bevatte en op de Nehalennia-altaren uit de Oosterschelde bij Colijnsplaat worden vier verschillende handelaren van dit product (negotiatores allecarii) vermeld. Een van die handelaren was zelfs afkomstig uit het gebied rond Trier aan de Moezel. Zij hebben dit regionale product vanuit bij Colijnsplaat en mogelijk ook Domburg verscheept naar Engeland en Gallië.

Romeinse dijk

In de loop van de tweede eeuw na Chr. breidde de invloed van de zee zich uit in het achterland tot ten zuidoosten van het huidige Serooskerke (Walcheren). Rond 175 na Chr. liep een tenminste 22 meter brede noord-zuid verlopende zoute of brakke geul bij de huidige Wattelsweg. In die periode heeft men een eerste dijk aangelegd langs de geul om het ten oosten ervan liggende weidegebied droog te houden. De dijk was opgebouwd uit plaggen van veen en klei, was 5,5 meter breed en 80 cm hoog en kon nog over een lengte van 70 meter naar het zuiden gevolgd worden. Deze oudste dijk van Zeeland spoelde later bij een overstroming grotendeels weg.

Plattegrond van de dijken en de terp opgegraven langs de Wattelsweg bij Serooskerke. Blauw: water geul; paars: oudste dijk; lila: jongste dijk; bruin: terpje. (Tekening ADC Archeoprojecten, Amersfoort)

Plattegrond van de dijken en de terp opgegraven langs de Wattelsweg bij Serooskerke. Blauw: water geul; paars: oudste dijk; lila: jongste dijk; bruin: terpje. (Tekening ADC Archeoprojecten, Amersfoort)

Romeinse dijk en terp

Rond 225 heeft men op het tracé van de oude dijk, dat nog zichtbaar of bekend moet zijn geweest, een nieuwe dijk aangelegd, van schorrenplaggen. Deze dijk was 7 meter breed en ook 80 cm hoog en was nog te volgen over een lengte van 81 meter. In de noordzijde van die dijk was een bijna ronde terp opgenomen van 7,5 x 8-9 meter, die was aangelegd op een dikke laag lamsoor. De terp was eveneens opgebouwd uit schorrenplaggen tot een hoogte van 80 cm.

Doorsnede door het zuidelijk deel van de opgegraven terp (foto ADC Archeoprojecten, Amersfoort). Het terplichaam van zoden ligt links in het profiel. Duidelijk te zien zijn de dikke afvallagen met schelpen van mosselen en kokkels.

Doorsnede door het zuidelijk deel van de opgegraven terp (foto ADC Archeoprojecten, Amersfoort). Het terplichaam van zoden ligt links in het profiel. Duidelijk te zien zijn de dikke afvallagen met schelpen van mosselen en kokkels.

Olielamp

Sporen van een gebouw zijn niet gevonden op de terp, maar mogelijk heeft men er verbleven in een tent of een bouwsel van plaggen. De terp is maar korte tijd, vooral in het zomerseizoen, in gebruik geweest en in een latere fase van gebruik is een haard op de terp aangelegd. De gebruikers van de terp woonden zelf niet meer permanent in het gebied, omdat dat te nat geworden was, maar vermoedelijk in het hogere duingebied langs de Noordzeekust. Uit de vondst van een olielamp blijkt dat ze een heel seizoen, ook ‘s nachts, op de terp bivakkeerden.

Open olielamp van witbakkend aardewerk, bedekt met een zwarte verflaag (Erfgoed Zeeland). Dit aardewerk is vervaardigd in het Rijnland, in de omgeving van Keulen. Datering 175-225 na Chr. 

Open olielamp van witbakkend aardewerk, bedekt met een zwarte verflaag (Erfgoed Zeeland). Dit aardewerk is vervaardigd in het Rijnland, in de omgeving van Keulen. Datering 175-225 na Chr. 

Romeinse mosseltrekkers

De flanken van de terp waren aan bijna alle zijden bedekt met een dikke laag schelpen en afval. De schelpen bestonden voor 90 procent uit mosselschelpen en voor 10 procent uit kokkelschelpen en zijn het afval van twee seizoenen. Voor het verzamelen van mosselen door particulieren langs de kust wordt in Zeeland de term ‘mossels trekken’ gebruikt, omdat ze losgetrokken moeten worden van paalhoofden en golfbrekers. Hoe de Romeinen de ruim voorradige mosselen uit de omgeving van Serooskerke hebben verzameld is onbekend. Er is berekend dat de schelpresten op de terp afkomstig moeten zijn van 5.500 kg schelpdieren! Deze hoeveelheid is veel te groot om ter plaatse geconsumeerd te zijn en moet het afval zijn van een productieproces voor vissaus of schelpdierconserven, die verder verhandeld konden worden. In het weidegebied naast de terp liep vee dat vanuit het basiskamp op de terp werd gehoed.

Handgevormde pot van Noord-Menapisch grijs aardewerk, mogelijk vervaardigd in de omgeving van Aardenburg (Erfgoed Zeeland). Zulke potten kunnen als transportverpakking gediend hebben voor schelpdierconserven. Datering 170-290 na Chr. 

Handgevormde pot van Noord-Menapisch grijs aardewerk, mogelijk vervaardigd in de omgeving van Aardenburg (Erfgoed Zeeland). Zulke potten kunnen als transportverpakking gediend hebben voor schelpdierconserven. Datering 170-290 na Chr. 

Reconstructie Wattelsweg

Als herinnering aan de vondst van de terp en de opgravingen in het tracé van de N57 is de terp nu op zijn oorspronkelijke vindplaats, aan de oostzijde van N57 langs de Wattelsweg bij Serooskerke, gereconstrueerd ter hoogte van het huidige maaiveld. Vondsten van de terp zijn te bezichtigen in het Oude Brandspuithuis aan de Torenstraat in Serooskerke.

Reconstructie van het Romeinse terpje langs de Wattelsweg ten zuidoosten van Serooskerke (Walcheren) (Erfgoed Zeeland). Het terpje is ook te zien vanaf de N57, aan de oostzijde van de weg.

Reconstructie van het Romeinse terpje langs de Wattelsweg ten zuidoosten van Serooskerke (Walcheren) (Erfgoed Zeeland). Het terpje is ook te zien vanaf de N57, aan de oostzijde van de weg.

Literatuur

M.I.T.J. Bouwman, Berekeningen voor de bepaling van consumptieafval in de schelpenlaag op vindplaats 4, in: J. Dijkstra en F.S. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 148.
K. Van Campenhout en J. Dijkstra, Sporen en structuren, in: J. Dijkstra en F.S. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 272-292.
Wim De Clercq en Robert van Dierendonck, Extrema Galliarum. Noordwest-Vlaanderen en Zeeland in het Imperium Romanum, in: VOBOV-Info 64 (2009), 34-75.
Robert M. van Dierendonck, Romeinse tijd, in: P. Brusse en P. Henderikx (red.), Geschiedenis van Zeeland, deel 1, Prehistorie – 1550, Utrecht/Zwolle 2012, 42-55.
R.M. van Dierendonck, W.K. Vos en G.P.A. Besuijen, Synthese: zonering, karakter en chronologie van Romeins Aardenburg, in: R.M. van Dierendonck en W.K. Vos (red.), De Romeinse agglomeratie Aardenburg. Onderzoek naar de ontwikkeling, structuur en datering van de Romeinse castella en hun omgeving, opgegraven in de periode 1955-heden, Middelburg, 287-344.
J. van Dijk, M.T.I.J. Bouman, C. Moolhuizen en J.A.A. Bos, De voedseleconomie vanaf de Midden-IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen, in: J. Dijkstra en F.S. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 109-130.
P. Stuart en J.E. Bogaers (+), Nehalennia. Römische Steindenkmäler aus der Oosterschelde bei Colijnsplaat, I. Textband, II. Tafelband, Leiden 2001 (Collections of the National Museum of Antiquities at Leiden, XI).