Van mosselvisserij naar mosselcultuur

De mosselvisserij nam in Zeeland vanaf de zeventiende eeuw aanmerkelijk toe. Tholen werd het centrum daarvan. Maar ook mosselvissers uit andere plaatsen waren actief. Regelmatig kwam het op het water tot conflicten tussen groepen vissers. Wetgeving zorgde begin negentiende eeuw voor een meer gestructureerde mosselvisserij. Aan het eind van die eeuw verschoven de activiteiten van visserij naar kweek van mosselen. Toen ontstond met name in Yerseke de moderne mosselcultuur.

Lossen van mosselen in Yerseke omstreeks 1960 (ZB, Beeldbank Zeeland, fotoarchief PZC).

Lossen van mosselen in Yerseke omstreeks 1960 (ZB, Beeldbank Zeeland, fotoarchief PZC).

Romeinen

Hoewel een echte visserij op mosselen in Zeeland pas na de vijftiende eeuw tot bloei kwam, wisten de Romeinen deze schaaldieren ruim dertien eeuwen eerder al te waarderen. Samen met onder andere oesters en allerlei vissoorten behoorden mosselen tot een terugkerend bestanddeel van hun maaltijd.

Specialisme

De mosselvisserij verwierf vanaf de zeventiende eeuw een belang in de Zeeuwse visserij. In de achttiende eeuw breidde dit specialisme zich behoorlijk uit. Met name in het Verdronken Land van Zuid-Beveland en de omgeving van Bruinisse, Terneuzen en Axel kwam deze visserij toen veel voor.

Van Reimerswaal naar Tholen

Toen de al jaren kwijnende stad Reimerswaal in 1631 definitief verlaten werd, verhuisden de mosselvissers uit deze roemruchte plaats naar Tholen. Hier vandaan voeren de mosselvissers elk jaar in juni, als de mossels volgroeid waren, met een dertigtal schepen naar de platen van Lodijke en Reimerswaal. Naast mosselen werden ook krabben gevangen. Tholen ontwikkelde zich in deze tijd tot het voornaamste mosselcentrum van Zeeland. In 1689 werd er zelfs een gilde van mosselvangers opgericht.

Na 1631 verhuisden met name de mosselvissers uit Reimerswaal naar Tholen. Op deze uitsnede van een afbeelding van Tholen zijn diverse vissers actief, onder andere met fuiken. (N. Visscher, Speculum Zelandiae, circa 1650)

Na 1631 verhuisden met name de mosselvissers uit Reimerswaal naar Tholen. Op deze uitsnede van een afbeelding van Tholen zijn diverse vissers actief, onder andere met fuiken. (N. Visscher, Speculum Zelandiae, circa 1650)

Mosseloorlogen

Regelmatig kwamen de mosselvissers uit Tholen tegenover mosselvissers uit andere plaatsen te staan. Zo zijn er voorbeelden van ruzies over het vissen op zekere mosselbanken met vissers uit Axel, Sas van Gent, Bruinisse, Terneuzen en Gent. Deze conflicten werden ook wel ‘mosseloorlogen’ genoemd. Een toepasselijke naam aangezien het soms behoorlijk uit de hand liep.

In 1707 bepaalden de Staten van Zeeland dat alleen Zeeuwen nog in de eigen provincie mochten vissen. Toch werden nadien nog regelmatig ‘buitenlanders’ uit Vlaanderen betrapt. Ook ontstond rond 1775 hooglopende ruzie met Bergen op Zoom over visrechten, opnieuw in het voordeel beslecht van Tholen.

Concurrentie

Na het verdwijnen van de gilden rond 1800 begon een hevige concurrentiestrijd om visgronden. Daarbij kwam het regelmatig tot heuse gevechten. Een stuk of zes vissers uit Yerseke verjaagden zo in 1837 een aantal Thoolse mosselvissers van hun stek. Ook leidde deze vrijheid tot overbevissing van de Zeeuwse wateren. De ‘wilde’ mosselvangst werd uiteindelijk in 1825 bij Koninklijk Besluit aan banden gelegd. Dit betekende het begin van een meer gestructureerde mosselvisserij. Vissers moesten zich gaan houden aan regels inzake de vismethode, de periode van de vangst en de grootte van de aangevoerde mossel.

Om het een en ander in goede banen te leiden werd in 1825 het Bestuur der Visscherijen op de Schelde en de Zeeuwsche stromen opgericht. Pas in de tweede helft van de negentiende eeuw kwam het tot grote veranderingen.

Het lossen van mosselen in de haven van Philippine. Prentbriefkaart omstreeks 1910 (ZB, Beeldbank Zeeland, collectie Lauret).

Het lossen van mosselen in de haven van Philippine. Prentbriefkaart omstreeks 1910 (ZB, Beeldbank Zeeland, collectie Lauret).

Mosselcultuur

Ging het tot die tijd om de visserij op mosselen, in de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de nadruk meer en meer te liggen op de mosselteelt, met name in bepaalde delen van de Oosterschelde. Aanvankelijk werden percelen (kweekgronden) verkocht aan rijke personen, later vond ook toewijzing van percelen plaats door loting. Sinds 1870 verpachtte de overheid de kweekgronden. Dit betekende de doodsteek voor vele kleine vissers.

Zo ontstond eind negentiende eeuw wat wij als de moderne mossel- en oestercultuur beschouwen. Yerseke werd hiervan het centrum van Europa. In korte tijd, tussen 1870 en 1885, steeg het aantal gebruikte mosselschepen van minder dan 40 tot 120.

Mosselen uit de schelp halen in mosselkokerij en -inleggerij in Yerseke, omstreeks 1950 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Mosselen uit de schelp halen in mosselkokerij en -inleggerij in Yerseke, omstreeks 1950 (ZB, Beeldbank Zeeland).

In de knel

De jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw waren voor mosselvissers en oesterboeren niet rooskleurig vanwege strenge winters, ziekte en dreigende sluiting van de Oosterschelde. Hun protest en acties tegen de afsluiting, samen met de milieuorganisaties, leidden tenslotte tot de bouw van een waterdoorlatende pijlerdam, de Oosterschelde- of stormvloedkering.

Mosselvisserij anno 2005 met mosselkotter YE 95 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Mosselvisserij anno 2005 met mosselkotter YE 95 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Mosselzaad

Voor het in stand en op peil houden van de mosselteelt is het al lange tijd gebruikelijk dat enkele weken per jaar (in voor- en najaar) zogenaamd mosselzaad wordt opgevist, voornamelijk in de Waddenzee. Mosselzaad is de verzamelnaam voor een grote hoeveelheid jonge en kleine mosselen. Met draden maken ze zich vast aan algen, kokerwormen, schelpen en vooral aan elkaar. Zo bijeen vormen ze een dikke laag op de zandplaten van de Waddenzee. Nadat het mosselzaad is opgevist, wordt het uitgezaaid op speciale percelen. De schade die de winning ervan (mogelijk) veroorzaakt in de Waddenzee, zorgt voor enige onrust in de sector. Ook wordt gekeken naar alternatieven.

Literatuur

Rob van Ginkel, Elk vist op zijn tij; een historisch-antropologische studie van een Zeeuwse maritieme gemeenschap, Yerseke 1870-1914, Zutphen 1991.
J.A. de Jonge, Het Zeeuwse goud; geschiedenis van de mossel- en oestercultuur, Amsterdam 1990.