Haringvisserij

In de late middeleeuwen bracht de haringvisserij Zeeland grote welvaart. Door de haring op zee te kaken, konden de schepen ver de zee op om vis te vangen. Vissers voeren met hun haringbuizen naar Engeland, Noorwegen en IJsland. In de zestiende eeuw verdween de haringvisserij grotendeels.

Volksvoedsel

Vanaf de dertiende eeuw groeide de vraag naar vis en naar haring in het bijzonder. Haring was volksvoedsel geworden. Tot de veertiende eeuw kwam de haring uit het Oostzeegebied. Daarna kwam er voldoende haring in de Noordzee voor, zodat de haringvangst er rendabel werd. Het aantal vissersschepen groeide vanaf dat moment gestaag.

Haringbuis of 'buis die zijn vleet inhaalt' (G. Groenewegen, Verzameling van Vier en Tachtig Stuks Hollandsche Schepen, Rotterdam 1789).

Haringbuis of ‘buis die zijn vleet inhaalt’ (G. Groenewegen, Verzameling van Vier en Tachtig Stuks Hollandsche Schepen, Rotterdam 1789).

De visserij vond toen overwegend net voor de kust plaats en op de talrijke inhammen en zeearmen. Van september tot begin november, in de haringtijd, begaven de Vlaamse en Zeeuwse vissers zich ook op open zee. Ze visten dan veelal ter hoogte van Great Yarmouth onder de Engelse kust en meer naar het noorden bij de Doggersbank.

Specialisatie

Het eerste schriftelijke bewijs voor de meer georganiseerde visserij stamt uit de veertiende eeuw. Het document maakt melding van het feit dat de Engelse koningin Isabella en haar zoon Edward (de latere Edward III) in 1326 in Zeeland 8 hulken en 132 haringschepen huurden om een leger naar Engeland over te brengen. Uit deze bron blijkt dat er in die tijd al speciale haringschepen bestonden – afkomstig uit Zeeland en vooral uit Zierikzee – die zeewaardig waren en groot genoeg om veel mensen te kunnen herbergen.

De terugkeer van Isabella en haar zoon Edward in Engeland. Schilderwerk door Jean Fouquet, circa 1455 (Bibliothèque Nationale de France).

De terugkeer van Isabella en haar zoon Edward in Engeland. Schilderwerk door Jean Fouquet, circa 1455 (Bibliothèque Nationale de France).

Haringkaken

Vers gevangen vis bederft snel. Daarom kon vis alleen dichtbij huis gevangen worden. Totdat rond 1380 het haringkaken werd geïntroduceerd. Dat betekende dat de vis al aan boord werd schoongemaakt en gezouten. Volgens de overlevering was Willem Beukelsz. uit Biervliet (circa 1350-1396) de uitvinder van het haringkaken. Maar Duitse Hanzekooplieden pasten deze techniek al rond 1300 toe. Mogelijk was Willem Beukelsz. wel degene die het haringkaken aan boord van een schip invoerde.

Willem Beukelszoon van Biervliet, afbeelding van het raam in de kerk van Biervliet. Uit: Zeeuwse Volksalmanak 1844 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Willem Beukelszoon van Biervliet, afbeelding van het raam in de kerk van Biervliet. Uit: Zeeuwse Volksalmanak 1844 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Door het haringkaken konden vissers wekenlang van huis wegblijven. De haring bedierf immers niet. Vanaf dat moment waren Zeeuwse vissers ook te vinden voor de kust van Noorwegen en de Orkney- en Shetlandeilanden (boven Schotland).

Vissers in actie op een haringbuis. Detail van de 'Zelandiae Descriptio' van Antoon van den Wijngaerde, omstreeks 1550. Het origineel van deze tekening bevindt zich in Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, België.

Vissers in actie op een haringbuis. Detail van de ‘Zelandiae Descriptio’ van Antoon van den Wijngaerde, omstreeks 1550. Het origineel van deze tekening bevindt zich in Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, België.

Haringbuis

Om op de verre reizen voldoende opslag- en werkruimte aan boord te hebben, waren grotere schepen noodzakelijk. Begin vijftiende eeuw werd de haringbuis ontwikkeld. Dit schip was ‘op kiel gebouwd’. Dat betekent dat het in tegenstelling tot andere vissersschepen geen platte bodem had, maar een zwaar balkvormig stuk hout over de gehele lengte van de bodem (kiel). Deze constructie moest voorkomen dat het schip ‘verlijert’ (zich zijwaarts verplaatst als het in een wind vaart die een hoek vormt met de koers). De haringbuis had een breed werkdek voor het schoonmaken van de vis.

In het ruim was plaats voor de maximaal veertien bemanningsleden en de vaten met zout en gezouten (of gepekelde) haring. Ook de netten namen veel plek in.

Zout

De haringvisserij betekende een grote economische impuls voor plaatsen als Brouwershaven, Zierikzee, Westenschouwen, Veere, Vlissingen, Zoutelande, Westkapelle en Domburg. Dit waren belangrijke markten voor vissers en handelaren. Eenmaal aan wal was de gezouten vis, die overwegend in houten vaten was verpakt, gemakkelijk te verhandelen. Daarmee bewees het zout als conserveringsmiddel zijn waarde.

Van de vraag naar zout profiteerden plaatsen als Tholen, Hulst, Reimerswaal, Zierikzee en Goes. In de omgeving van deze steden werd het zout gewonnen uit het veen onder de zeeklei (darinkdelven en selnering).

Bloei

De haringvisserij kende een relatief snelle bloei en bracht de Zeeuwen aanzienlijke welvaart. Typerend voor deze economische activiteit waren de specialisatie, flinke omvang en doelmatigheid. Zo waren er ‘ventjagers’ of vistransportschepen, die de haringbuizen regelmatig begeleidden op open zee. Het waren speciale scheepjes die de vaatjes gezouten haring snel naar het vasteland (en de afzetmarkt) konden brengen.

… en ondergang

De ondergang van de haringvisserij voltrok zich net als de bloei in snel tempo. Politieke conflicten met oorlogsgeweld en kaapvaart als gevolg, maakten het vissen ‘ter zoute’  na 1550 een riskante aangelegenheid. In 1562 waren er rond de tweehonderd haringbuizen. Dat aantal daalde snel toen in 1568 de Tachtigjarige Oorlog uitbrak.

De kustvisserij nam het vanaf dat moment grotendeels over. Alleen vanuit Zierikzee bleef de visserij ‘ter zoute’ als specialisatie en op grote schaal nog enkele eeuwen bestaan. Dit betrof echter de kabeljauwvaart. Deze vis werd net als haring op zee gezouten. Gepekelde kabeljauw werd ook wel labberdaan genoemd.

Haringbuizen voor de Engelse kust (rechtsboven staat 'Anglia pars'). Detail van de 'Zelandiae Descriptio' van Antoon van den Wijngaerde, omstreeks 1550. Het origineel van deze tekening bevindt zich in Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, België.

Haringbuizen voor de Engelse kust (rechtsboven staat ‘Anglia pars’). Detail van de ‘Zelandiae Descriptio’ van Antoon van den Wijngaerde, omstreeks 1550. Het origineel van deze tekening bevindt zich in Museum Plantin-Moretus in Antwerpen, België.

Gevaarlijk

Tijdens de Engelse Zeeoorlogen (1652-1654, 1665-1667, 1672-1674 en 1780-1784) was het vissen ver van huis riskant. Bescherming door de marine was geen overbodige luxe. Zo overmeesterden de Engelsen eens een haringbuis en onthoofden vervolgens de gehele bemanning. De hoofden van de vissers sloegen ze op in een harington die ze naar Holland stuurden. Ze deden dit als waarschuwing tegen het vissen in Britse wateren. Niet echt zachtzinnig dus…

Literatuur

R. Degryse, Aantekeningen Schonense en Vlaamse kaakharing in de 14de eeuw, in Bijdragen voor de Geschiedenis der Nederlanden 12 (1961) 2, 107.
Jan J.B. Kuipers, Vissend Zeeland. Deel 8 in: Zeeland – van toen & nu, Zwolle 2005.
Richard W. Unger, The Netherlands herring fishery in the late Middle Ages; the false legend of Willem Beukels of Biervliet, in: Robert L. Benson, Viator, Medieval and Renaissance Studies, 1 (1978) 335-356.
A.P. van Vliet, Vissers in oorlogstijd: de Zeeuwse zeevisserij in de jaren 1568-1648, Middelburg 2003.
Hans Zuurdeeg, Twintig eeuwen Zeeland, de Zeeuwen en hun vissers. Deel 12 in: Ach lieve tijd: Zeeland, Zwolle 1997.