Vrouwen in de visserij
Vrouwen gingen niet mee naar zee. Hun werk bestond uit taken die te maken hadden met de voorbereiding van een volgende vaart en het verwerken van de gevangen vis. Vrouwen maakten en boetten netten, maakten vis schoon en pelden garnalen. Ook het uitleuren van de vis in de steden behoorde tot de werkzaamheden van vrouwen. Alleen in de oestervisserij gingen vrouwen daadwerkelijk het water in. Ze zetten de dakpannen uit waarop de oesters moesten groeien. Voor alle vrouwen geldt dat ze lange werkdagen maakten en weinig verdienden.
Werkzaamheden
De visserij is een oude bedrijfstak in Zeeland. Het binnenhalen van de vangst is slechts een deel van de arbeid die hierbij komt kijken. Vrouwen hielden zich voornamelijk bezig met het voorbereiden en verwerken van de vangst. Ze sorteerden, maakten vis schoon, maakten en repareerden de vangnetten en pelden garnalen. Ook de huis aan huis verkoop van vis behoorde tot de werkzaamheden van de vrouwen.
Visleursters
De Arnemuidse vrouwen ventten de overtollige vis uit in de omgeving. Met twee zware manden hangend aan een juk liepen ze naar Vlissingen, Middelburg en Goes om hun waren te verkopen. Toen het spoor van de trein en de tram er lag, werd het transport gemakkelijker. De visleursters gingen toen met de tram en de trein naar de vismarkt van Vlissingen of de markt in Middelburg of Goes.
Garnalen pellen
Van de 448 gezinnen die Arnemuiden in 1910 telde, pelden 80 gezinnen garnalen. De helft van de vrouwen was analfabeet. De verdiensten bedroegen 6 cent per pond in zowel Arnemuiden als Brouwershaven. Gemiddeld verdiende een vrouw met dit werk 8 cent per uur.
Een oude visleurster vertelt: “Garnalen verkochten we in 1925 voor ’n cent ’n potje. Er zat nog geen half ons in zo’n potje, want een kilo ongepelde garnalen verkocht je voor 35 cent. Van maandag tot en met donderdag gingen we vis uitleuren. Vrijdagmiddag hadden we thuis werk te doen. De garnalen gingen in de manden in ’t juk en die ventte je dan in ’n paar uur uit. Ieder had z’n eigen wijk en z’n eigen klantjes. We verkochten op bestelling ‘kietjes’ (gepelde garnalen). Je pelde ze de avond tevoren en die werden dan koel weggezet.”
Export
Het pellen van garnalen gebeurde rond 1900 niet alleen voor de regionale markt maar ook voor de export naar Londen. De garnalen werden vanaf Arnemuiden met de nachtboot naar Vlissingen vervoerd en vandaar geëxporteerd naar Engeland. Ook werden garnalen geconserveerd, waarna ze zelfs naar de Verenigde Staten werden uitgevoerd.
Oestervisserij
De oestercultuur leverde de enige vorm van vrouwenarbeid waarbij de vrouwen ook op zee werkten. Zij zetten in het zeewater dakpannen uit. Hierop hechten zich de oesterlarven. Was dit gebeurd, dan moesten de larven van de pannen worden afgestoken en opnieuw op de oesterbanken worden uitgezaaid.
Dit werk gebeurde vaak met laag water en dus ook vaak ’s nachts. Vissers uit Yerseke waren dan ook allesbehalve blij met het verbod op nachtarbeid voor vrouwen in 1889. Een beetje ruimte bood de opheffing van het verbod voor de maanden juni, juli en augustus. Vrouwen in de oestercultuur verdienden rond 1911 ongeveer 80 cent tot een gulden per dag. Hiervoor maakten ze werkdagen van tien uur.