Kustvisserij

Na het wegvallen van de rijke opbrengsten uit de haringvisserij in de zestiende eeuw verschoof de aandacht naar de kustvisserij. Alleen vanuit Zierikzee werd nog uitgevaren om op open zee vis te vangen. Een aantal dorpen groeide uit tot echte vissersplaatsen. De omvang van de visserijactiviteiten werd wel een stuk kleinschaliger. In de tweede helft van de negentiende eeuw ontwikkelde de visserij zich van een overwegend versplinterde kustvisserij naar een verenigde sector met groeiende naamsbekendheid.

Arnemuiden, zoals afgebeeld op een kopergravure van omstreeks 1670 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Arnemuiden, zoals afgebeeld op een kopergravure van omstreeks 1670 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Vanwege veiligheidsredenen namen vissers na het uitbreken van de Tachtigjarige Oorlog veelal hun toevlucht tot de kleinschalige kustvisserij. In deze min of meer beschermde wateren werd nog wel gevist op haring maar op veel kleinere schaal. De kustvisserij voorzag de lokale vismarkten van allerlei soorten vis, zoals kabeljauw, heilbot, tarbot en schelvis en enkele soorten die nu vrijwel niet meer bekend zijn, zoals molenaar en harder. Van een echte beroepsvisserij was in deze periode geen sprake meer.

De vangst van mosselen en krabben voor de ruïne van de toltoren van Iersekeroord. Fragment van een gravure van F. Galle, 1580 (Erfgoed Zeeland).

De vangst van mosselen en krabben voor de ruïne van de toltoren van Iersekeroord. Fragment van een gravure van F. Galle, 1580 (Erfgoed Zeeland).

IJsland

Alleen vanuit Zierikzee werd nog tot aan het eind van de achttiende eeuw de visvangst op open zee bedreven. Met voornamelijk de hoeker als scheepstype werd op de visgronden bij IJsland gevist op kabeljauw. Dit gebeurde met handlijnen voorzien van haken of met hoekwant. De hoeker werd vanuit Zierikzee ook ingezet voor de koopvaardij. In 1711 bestond de Zierikzeese hoekervloot nog uit tachtig schepen, kort voor 1800 was er niets meer.

Vissersplaatsen

In de vijftiende en zestiende eeuw groeide een aantal dorpen uit tot echte vissersplaatsen. Zo voegden zich Arnemuiden, Brouwershaven, Westkapelle en Biervliet bij reeds gevestigde namen als Zierikzee en Vlissingen. Al deze plaatsen waren toen over water goed bereikbaar. Het merendeel beschikte ook over een haven en over een gunstige, beschermde ligplaats (rede) voor grotere schepen. Dit was met name van belang voor de handel, in deze tijd vooral voor de doorvoer van zout en gezouten vis naar verder weg gelegen streken. De ligging van deze plaatsen met haven en rede was ook een factor van militair en strategisch belang. Zelden konden zij aan oorlogshandelingen ontsnappen.

Zicht op Brouwershaven, met in het midden en rechts op de achtergrond talloze masten van (vissers)schepen. Op de voorgrond rechts een eenzame visser. Detail uit N. Visscher, Speculum Zelandiae, omstreeks 1650.

Zicht op Brouwershaven, met in het midden en rechts op de achtergrond talloze masten van (vissers)schepen. Op de voorgrond rechts een eenzame visser. Detail uit N. Visscher, Speculum Zelandiae, omstreeks 1650.

Na de Tachtigjarige Oorlog en de Engelse zeeoorlogen leefde de handel op vanwege de toegenomen veiligheid op zee en de vraag naar visproducten. Zo ontwikkelde zich de verwerking van vis en garnalen aan boord van de vissersboten. De techniek van het conserveren van vis en garnaal met zout werd verbeterd.

Kleinschalig

Midden negentiende eeuw bevisten Zeeuwse vissers vanuit diverse kustplaatsen de kustwateren en de verschillende wateren die de provincie tot ver landinwaarts doorsnijden. Naast een relatief kleine haringvisserij werden ook kabeljauw en platvissen als tong, schol en bot gevangen. Het was vooral een voortzetting van de visserij zoals die al enige eeuwen plaatsvond. Ook de vangst van schelp- en schaaldieren was nauwelijks georganiseerd te noemen. Iedere visser zorgde ook zelf voor de afzet van zijn eigen producten op een lokale markt.

Visser met manden, circa 1890 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Visser met manden, circa 1890 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Boomkorvisserij

Platvis als bot, schol, tong en schar werd aanvankelijk met netten en veel handwerk vanaf het land gevangen. Zelfs paarden werden ingezet om de netten te trekken. Een zakvormig net voor het vangen van platvis (ook wel schrobnet of kor genoemd) werd over de bodem van het water getrokken. Later werd dit soort van (grotere) netten aan stokken of ‘bomen’ bevestigd, zodat ze openblijven en achter een schip worden voortgesleept. Deze wijze van vissen bestaat nog steeds, de zogenaamde boomkorvisserij.

Omslag

In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderden de aard en structuur van de Zeeuwse visserij. Een voorname factor hierin is ongetwijfeld het gegeven dat eerder al, namelijk vanaf 1800, de gilden (soort beroepsverenigingen) waren opgeheven. Dit betekende enerzijds het einde van de bescherming van visgronden, anderzijds gaf het iedereen meer vrijheid om zich op de visserij toe te leggen. Met dit alles nam de concurrentie in de visserij sterk toe, meer dan eens met felle gevechten tussen vissers tot gevolg.

Op de Vismarkt in Middelburg wordt geen vis meer verhandeld. Vooral de periodieke antiek- en curiosamarkt trekt nu bezoekers.

Op de Vismarkt in Middelburg wordt geen vis meer verhandeld. Vooral de periodieke antiek- en curiosamarkt trekt nu bezoekers.

Nijverheid

Behalve krachten van binnen uit de visserij speelden ook externe invloeden een rol. Zo kwam in 1870 de Nederlandsche Maatschappij ter Bevordering van Nijverheid (een stimulator van de economische bedrijvigheid sinds 1797) met enkele uitgewerkte studies die van groot belang waren voor de Zeeuwse visserij. Daarin kwamen onder meer de kunstmatige mosselcultuur en oesterteelt aan de orde. Ook initiatieven tot het verbeteren van de conservering van vis tijdens het vervoer en tot het starten van makreelvisserij vanuit Arnemuiden werden uitgewerkt. Samen met technische ontwikkelingen zorgden verdere specialisatie en organisatie geleidelijk voor modernisering en professionalisering, met name van de schelpdiervisserij. Dit zou in de twintigste eeuw leiden tot een schaalvergroting van het vissersbedrijf.

Vissersboot ARM 24 vaart de haven van Vlissingen binnen, circa 1920 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. van Westen).

Vissersboot ARM 24 vaart de haven van Vlissingen binnen, circa 1920 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto J. van Westen).

Literatuur

A.M.J. de Kraker (red.), De Westerschelde, een water zonder weerga: ontstaansgeschiedenis en kaartbeeld, havens, handel en scheepvaart, verkeer, verdronken dorpen, oorlog en verdedigingswerken, natuur en milieu en andere aspecten van de Westerschelde, Kloosterzande 2002.
Jan J.B. Kuipers, Vissend Zeeland, deel 8 in: Zeeland – van toen & nu, Zwolle 2005.
A.P. van Vliet, Vissers in oorlogstijd: de Zeeuwse zeevisserij in de jaren 1568-1648, Middelburg 2003.
Hans Zuurdeeg, Twintig eeuwen Zeeland, de Zeeuwen en hun vissers, deel 12 in: Ach lieve tijd, Zeeland, Zwolle 1997.