Gemaakt landschap

Het Zeeuwse landschap is voor een belangrijk deel door mensenhanden gemaakt. Of het nu gaat om grote bedijkingen in de vorm van polders of om kleinere elementen in het landschap, zoals mottes of hollestellen, de bewoners van het gebied dat nu Zeeland heet, hebben landschap gecreëerd en naar hun hand gezet om er te kunnen leven.

In het zuiden van Zeeuws-Vlaanderen komen nog dekzandruggen aan de oppervlakte die deel uitmaken van het oudste landschap. Later ontstonden slikken en schorren en een duinenrij. Achter de lage duinen konden bomen en planten groeien en de resten daarvan vormden uiteindelijk een dikke veenlaag. In de eerste eeuwen voor Christus werd dit veen bewoonbaar. De bewoners groeven greppels en sloten om de afwatering te verbeteren en legden op sommige plekken dijkjes van klei of veenplaggen aan om zich tegen de zee te beschermen. Vanaf ongeveer 200 na Christus rees de zeespiegel en werden grote gaten in de duinenrij geslagen. De bewoners van het binnenland trokken weg. Nu ontstond een deltagebied met eilanden.

Slikken en schorren bij Wissenkerke (beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Slikken en schorren bij Wissenkerke (beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Oudland

Eind zesde eeuw had zich op het voormalige veengebied een flinke laag klei afgezet. Er woonden opnieuw mensen. Tegelijkertijd slibden de stroomgeulen dicht; ze ontwikkelden zich tot kreekruggen. Daartussen lagen de venige poelgebieden. Op de zavelige kreekruggen lagen de akkers, boerderijen en wegen. Daar ontstonden ook de dorpen. De lager gelegen, natte poelgebieden waren in gebruik als gras- en hooiland. Watergangen en uitwateringssluizen moesten de overlast van het binnenwater in de poelgebieden tegengaan. Grote oudlandgebieden waren Walcheren en Schouwen.

Dijken

Om zich tegen het water te beschermen, legde de bevolking vanaf de elfde eeuw dijken aan. Deze bedijkingen werden gevolgd door de aanleg van ringdijken waarmee een grotere kern werd ingesloten. Zo kregen Walcheren en de grote oudlandkern waarin de stad Goes lag in de twaalfde eeuw een ringdijk. In de buitendijkse schorrengebieden werden vluchtplaatsen (stelbergen) aangelegd. Ook kwamen hier hollestellen, bekkens met regenwater die dienden als drinkplaatsen voor het vee.

Hollebollig

Voor de winning van turf werd in de poelgebieden het veen onder de kleilaag omhoog gegraven (moernering). Daardoor namen de hoogteverschillen in het landschap toe en daarmee ook de wateroverlast. Aan de moernering kwam een einde in de late vijftiende eeuw. In het hollebollige landschap van de Yerseke Moer en Kapelse Moer zijn de sporen van moernering nog zichtbaar.

Het hollebollige landschap van de Kapelse Moer (beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Het hollebollige landschap van de Kapelse Moer (beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Offensief bedijken

Buiten het oudlandgebied werd nieuw land aangewonnen. In het huidige Zeeuws-Vlaanderen gebeurde dat al in de twaalfde eeuw, toen het Eiland van Cadzand werd ingepolderd. Elders kwamen vanaf de dertiende eeuw offensieve bedijkingen voor. Het kon gaan om land dat zich tegenaan het oudland vormde (aanwas) of land dat rondom in het water lag (opwas). Het latere Sint-Philipsland, dat in 1487 voor het eerst werd drooggelegd, is zo’n opwaspolder. De bedijkte aanwassen vormden een landschap met kleine smalle polders en veel dijken, zoals dat nu nog is te zien op bijvoorbeeld Zuid-Beveland – tussen ’s-Heer Arendskerke, Ovezande en ’s-Gravenpolder – en in West-Zeeuws-Vlaanderen.

Stormvloeden en nieuwe polders

Door stormvloeden en inundaties ging in de vijftiende en zestiende eeuw veel land verloren. Veel ervan werd daarna teruggewonnen. De jonge klei die er was opgeslibd was uiterst vruchtbare landbouwgrond. De nieuwe polders kregen een grootschalige en zakelijke inrichting, nu nog herkenbaar aan bijvoorbeeld Noord-Beveland, grote delen van Zeeuws-Vlaanderen, Sint-Philipsland en op Zuid-Beveland de polders rond Borssele en – later – Rilland.

Dijkvallen vormden een andere bedreiging. Aan de zuidkust van Schouwen en Tholen is daardoor veel land verloren gegaan. Om de schade bij een dijkval te beperken werd achter de zeedijk soms een tweede dijk (inlaagdijk) aangelegd. Het gebied tussen de twee dijken heette een inlaag. Karrevelden leverden de grond voor de dijkversterking. Inlagen zijn er met name aan de noordkust van Noord-Beveland en de zuidkust van Schouwen. Op andere plekken, vooral in de Zak van Zuid-Beveland, treffen we welen aan, restanten van kolkgaten waaromheen een nieuwe dijk werd aangelegd.

Inlagen en karrenvelden typeren het landschap aan de Schouwse zuidkust (beeldbank.zeeland.nl, foto Eddy Westveer).

Inlagen en karrenvelden typeren het landschap aan de Schouwse zuidkust (beeldbank.zeeland.nl, foto Eddy Westveer).

Herinrichting en nieuwe natuur

In de twintigste eeuw vond op veel plaatsen een grootschalige herinrichting van het landschap plaats. Het herstelde Walcheren na de inundatie in 1944 had grotere kavels, een nieuw wegennet en minder beplanting. In de kuststrook en rond de kreken die door de bombardementen waren ontstaan werd bos aangeplant. Desondanks bleef de oude landschappelijke situatie relatief goed herkenbaar, vooral omdat de karakteristieke hoogteverschillen tussen de kreekruggen en poelgebieden zichtbaar bleven.

Schouwen-Duiveland en Tholen kregen na de watersnoodramp van 1953 een compleet ander aanzien. Hier verdwenen nagenoeg overal de hoogteverschillen wel. Ook hier werden de kavels groter en meer uniform en werd bij de inbraakkreken – bij de Schelphoek en Ouwerkerk – bos aangeplant.

In de laatste decennia is op verschillende plaatsen in Zeeland nieuwe natuur gevormd. Akker- en weilanden werden omgevormd tot natuurgebieden, zoals bijvoorbeeld in het laaggelegen Prunjegebied op Schouwen, waar plan Tureluur werd gerealiseerd. In Waterdunen aan de westkust van Zeeuws-Vlaanderen gaan kustversterking, recreatie en natuur samen. Aan de oostkant van Zeeuws-Vlaanderen werd in 2022 de Hedwigepolder ontpolderd, waarna het gebied deel is geworden van het grenspark Groot Saeftinghe.

Waterdunen, versterkte kust met klimaatduin, augustus 2017 (beeldbank.zeeland.nl, foto Sky Pictures).

Waterdunen, versterkte kust met klimaatduin, augustus 2017 (beeldbank.zeeland.nl, foto Sky Pictures).

Het Zeeuwse landschap ging er in de loop van de tijd ook anders uitzien door de aanleg van verbindingen over land en water, zoals (haven)kanalen, spoorlijnen, wegen, dammen en bruggen, en van verdedigingswerken tegen de zee, waaronder de dammen voor de Deltawerken en de stormvloedkering in de Oosterschelde. Rondom die werken ontstonden eveneens natuur- en recreatiegebieden.

Het Veerse Meer is een recreatie- en natuurgebied dat ontstond bij de aanleg van de Deltawerken (beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Het Veerse Meer is een recreatie- en natuurgebied dat ontstond bij de aanleg van de Deltawerken (beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).