Zeeuwse bergen
De restanten van mottekastelenIn Zeeland liggen, voor het merendeel in midden-Zeeland, 38 vliedbergen. Hun verschijningsvorm is nogal divers: van de goed bewaard gebleven, fraai kegelvormige en tien meter hoge vliedberg bij de kerk van Wemeldinge, tot nauwelijks herkenbare verhogingen in een weiland. Soms is er rond de voet van deze vliedbergen nog een stukje van een ringvormige verdieping zichtbaar, restant van wat ooit een gracht moet zijn geweest. Het zijn opmerkelijke landschapselementen, maar op zichzelf weinig spectaculair. Wat ze bijzonder maakt is hun ouderdom en oorspronkelijke functie.
Vluchtbergen?
Het zijn de restanten van mottekastelen uit de twaalfde eeuw, begin dertiende eeuw. Deze kasteelvorm ontstond rond het jaar 1000 in Noordwest-Europa en was in de elfde en twaalfde eeuw waarschijnlijk het meest gangbare kasteeltype. Aan het einde van de twaalfde eeuw waren ze overal in Europa te vinden. Karakteristiek van het mottekasteel is de heuvel (motte) die als ondergrond voor de verdedigingstoren diende. Het is dit deel van de oorspronkelijke mottekastelen dat de eeuwen vaak heeft overleefd, lang nadat elk spoor van de kasteeltoren die er ooit op stond verdwenen was. Al een paar eeuwen nadat de mottekastelen in Zeeland hun krijgskundige betekenis verloren hadden, was niet meer bekend wat hun functie was geweest: kroniekschrijvers spreken van ‘vluchtbergen’, wijkplaatsen bij overstromingen. In de achttiende eeuw komt de benaming ‘vliedberg’ in zwang. Door P.L. Tack (1938) werd als eerste geopperd dat de Zeeuwse vliedbergen ooit een krijgskundige functie hadden, en deze visie wordt nu algemeen aanvaard.
Mottes van klei
Voor het opwerpen van de kasteelheuvel kon elders nog wel eens een rotspartij of natuurlijk heuveltje als uitgangspunt dienen. In Zeeland kon hoogstens gebruikt worden gemaakt van bestaande, al eerder door de mens opgeworpen woonterpen, maar vaak ook moest de berg in één keer vanaf het maaiveld op hoogte worden gebracht. Daartoe werd de grond die vrijkwam bij het graven van een min of meer cirkelvormige gracht in de binnenruimte opgehoopt. Om de gewenste hoogte van minimaal enkele meters te bereiken werd vervolgens extra grond van elders aangevoerd. Een probleem was het geleidelijk afglijden van de grond van het kunstmatige heuvellichaam: dat bracht de stabiliteit van de kasteeltoren natuurlijk ernstig in gevaar. Om dat probleem te voorkomen werd – in ieder geval is dit in een aantal gevallen aangetoond – de voet van de motte versterkt met graszoden, balken of planken of werd een stenen bekleding rond de basis aangebracht.
Houten bouwsels
Hoe het militaire bouwsel op de kasteelheuvel er in zijn vroegste verschijningsvorm uitzag, is nauwelijks bekend. Oorspronkelijk zal hout het bouwmateriaal zijn geweest. Behalve incidentele bodemsporen is daar niets meer van terug te vinden.
Goed beschreven
Een beschrijving van Walter van Terwaan uit 1130 van de motte in de dorpskern van Merkem (in West-Vlaanderen) geeft wel enig inzicht: ‘Bij de kerk stond een hoge versterking, die naar de mode van de streek was gebouwd. Immers in die streek is het de gewoonte van de rijkste en adellijkste mannen om een ophoging van aarde te maken en dit zo hoog als ze maar kunnen en er een zo diep mogelijke brede gracht rond te graven. Ze omringen de ophoging met een palissade van planken, die op een zeer solide manier zijn samengevoegd. Zo maken ze een omheining, die zoveel mogelijk met torens wordt geflankeerd. Binnen deze omheining bouwen ze een versterkt gebouw, dat het geheel beheerst. Men kan er alleen binnen langs een brug, die vertrekt van de overzijde van de gracht en tot aan de top van de ophoging reikt en op die hoogte de toegang in de palissade bereikt’.
Ieder zijn eigen toren
Ook het Tapijt van Bayeux geeft de nodige houvast: daarop staan een paar mottes uit Normandië en Bretagne afgebeeld. We herkennen daarop de brug, die naar de toegang in een rondom de heuveltop geplaatste palissade leidt, zoals Walter van Terwaan dit beschrijft, en een centrale verdedigingstoren met tenminste één verdieping. Zo ongeveer moeten we ons dus de oude Zeeuwse mottekastelen ook voorstellen. Ooit zullen het er meer dan tweehonderd zijn geweest! Het grote aantal heeft mogelijk te maken met het feit dat er geen sterk centraal gezag bestond in Zeeland en de lokale edelen en machthebbers graag hun onafhankelijkheid en status wilden laten zien door het bezit van een eigen ‘burcht’. Ook het afwijkende verervingsstelsel, waarbij onroerend goed gelijkelijk verdeeld werd onder de kinderen, zal hebben geleid tot relatief veel grondbezitters onder de notabelen, elk met hun eigen kasteelambitie.
Voorhof
Aan de voet van de motte lag soms nog een voorhof of nederhof. Deze voorhof, indien aanwezig, was waarschijnlijk ook omgracht en omringd door een aarden wal of palissade. Hier waren stallen, schuren en woonverblijven gesitueerd, en speelde het leven van de kasteelheer en zijn personeel in vredestijd zich af. In recente jaren is duidelijk geworden dat de aanwezigheid van een voorhof bij een kasteelheuvel, in ieder geval in de Zeeuwse situatie, niet vanzelfsprekend was. In maar zeven gevallen zijn bij de Zeeuwse vliedbergen concrete aanwijzingen voor de aanwezigheid van een voorhof gevonden. Mogelijk bestond een 12de-eeuws mottekasteel in Zeeland in veel gevallen dus alleen maar uit een omgrachte heuvel met daarop een door een palissade omgeven houten verdedigingstoren.
Monumenten van aarde
Dat er achthonderd jaar na de bouw van de Zeeuwse mottekastelen toch nog 38 aarden heuvelrestanten over zijn, is eigenlijk al heel wat. Uiteindelijk zijn het kwetsbare objecten, die in zo’n lange periode evengoed allemaal door vergraving of afvlakking verdwenen zouden kunnen zijn. Gelukkig is dat niet het geval. Een mooi overzicht van wat resteert is te vinden in het boek Monumenten van aarde (R.M. van Heeringen e.a., 2007). Daarin wordt van elke vliedberg een beschrijving gegeven. Interessant zijn de bijbehorende reliëfkaarten, die een nauwkeurig beeld geven van de driedimensionale vorm van de berg en zijn omgeving. De documentatie van dergelijke gegevens is uiterst belangrijk voor het toekomstige behoud en, zo nodig, herstel van deze cultuurhistorische monumenten.
Goed beschermd
Alle resterende vliedbergen in Zeeland zijn beschermd. Een groot deel (16) is in eigendom en/of beheer bij Het Zeeuwse Landschap. Door hun kwetsbaarheid zijn deze vliedberg-terreinen niet permanent vrij toegankelijk, maar in bijna alle gevallen zijn de vliedbergen vanaf de weg goed te zien.
Reconstructie
Het verdwijnen van de oorspronkelijke kasteelstructuur betekent dat maar een stukje van wat er ooit was nog zichtbaar is. Een reconstructie op de bestaande Zeeuwse vliedbergen is ondenkbaar: de bouw en fundering van zo’n toren zou de vliedberg met de mogelijke archeologische resten daarin schade toebrengen.
Een goede alternatieve locatie is de nagebootste vliedberg in de landschapstuin van Terra Maris. Het daarop nagebouwde mottekasteel past mooi binnen het thema van het museum (de natuur- en landschapsgeschiedenis van Zeeland), en laat het verleden van de Zeeuwse vliedbergen, die bijzondere monumenten van aarde, weer voor een stukje herleven.