Icon

Zilt en zoet

Smaken van Zeeuwse bodem Start de video >

Zeeland is een grootleverancier van smaken. De lange kustlijn en de grote oppervlakte vruchtbare landbouwgrond maken van Zeeland een productiegebied van eten en drinken bij uitstek. Met zijn sterk verankerde landbouw- en visserijtradities en overzeese handelsrelaties staat Zeeland garant voor een grote verscheidenheid aan smaken en (streek)gerechten. Je vindt hier veel sterrenrestaurants en de eetcultuur wordt gevierd tijdens de vele Zeeuwse eetevents (van mosselfeesten tot foodtruckfestivals).

Kust

De eerste mensen die in Zeeland woonden, aten wat ter plekke voorradig was. Gerechten met vis, schaal- en schelpdieren stonden regelmatig op het menu. De Romeinen produceerden hier ‘allec’, een gekruide zoute vissaus. Zout was toen een belangrijk product. Het kon hier vrij eenvoudig gewonnen worden uit met zeewater doordrenkt veen en turf en er werd flink in gehandeld. Zouthandel bleef lang een belangrijke economische pijler voor Zeeland.

Op de schorren groeiden zeekraal en lamsoor. Dat aten de Zeeuwen vroeger al en het wordt nu nog steeds bijzonder gewaardeerd. Zeeland loopt tegenwoordig zelfs voorop met de binnen- en buitendijkse teelt van zeegroenten, zoals zeekraal, lamsoor, zeekool en zilte aardappelen. Bovendien worden er excursies georganiseerd waarbij je eetbare wieren leert herkennen en proeven.

Visserij

In de late middeleeuwen werd haring volksvoedsel en nam het belang van de visserij toe. Doordat het haring kaken was uitgevonden (naar verluidt door de uit Biervliet afkomstige Willem Beukelszoon – zijn standbeeld is daar nog steeds te bewonderen) was haring langer houdbaar en konden de schepen veel verder uitvaren. Kustvissers voerden op de plaatselijke vismarkten allerlei soorten vis aan, zoals kabeljauw, heilbot, tarbot en schelvis. Naast Zierikzee en Vlissingen groeiden onder meer Arnemuiden, Brouwershaven en Bruinisse uit tot vissersplaatsen.

Arnemuiden ontwikkelde zich tot het centrum van de garnalenvangst. De vissers voeren met hoogaarzen en verwerkten de garnalen aan boord. Ook Breskens en Brouwershaven maakten naam met de garnalenvisserij. Het Visserijmuseum in Breskens, het Oosterscheldemuseum in Yerseke, Brusea in Bruinisse, Werf Arnemuiden en Museum Arnemuiden vertellen de verhalen over de Zeeuwse visserij en aanverwante sectoren.

Mosselvangst (Beeldbank Provincie Zeeland, beeldbank.zeeland.nl, foto Felice Buonadonna).

Mosselvangst (Beeldbank Provincie Zeeland, beeldbank.zeeland.nl, foto Felice Buonadonna).

Schaal- en schelpdieren

Wilde oesters en mosselen werden in de Romeinse tijd al genuttigd. Krukels (alikruiken) worden ook al eeuwen geraapt. Op Tholen, Sint-Philipsland, Schouwen-Duiveland en in Yerseke bestaat nog altijd de paastraditie om ze met krentenbrood te eten. Maar pas in de negentiende eeuw begon de kweek en de moderne oester- en mosselcultuur. Mensen dachten in Yerseke snel een fortuin te verdienen. Niets was minder waar. De sector had te maken met meerdere ernstige crises.

Een vergelijkbaar verhaal kent de kreeftvisserij. Na de aanleg van de Kreekrakdam werd de Oosterschelde een ideaal leefgebied voor kreeften. De populatie was honderd jaar later op sterven na dood, maar de Oosterscheldekreeft is er inmiddels weer bovenop en bovendien een bijzonder gewaardeerd product.

Van het land

Behalve uit de zee kwamen ook producten van het land in de Zeeuwse keuken terecht. De Romeinen introduceerden hier kersen, pruimen en walnoten. Graan was een van de belangrijkste gewassen, maar zeker in jonge polders vond door de eeuwen heen ook een verschuiving plaats richting aardappelen, uien en suikerbieten. Dat laatste gewas wordt veel geteeld op Noord-Beveland en daarom worden de bewoners van dat eiland ook wel ‘Peelanders’ genoemd.

Tarweveld op Noord-Beveland (Beeldbank Provincie Zeeland, beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Tarweveld op Noord-Beveland (Beeldbank Provincie Zeeland, beeldbank.zeeland.nl, foto Ben Biondina).

Fruit werd in eerste instantie op kleine schaal geteeld. Door de eeuwen heen werd het echter steeds belangrijker. Eerst stond er hoogstamfruit in boomgaarden bij landgoederen of kloosters; later ook bij boerderijen. In de twintigste eeuw breidde de commerciële fruitteelt zich met name in Zuid-Beveland uit. Daardoor groeide ook de fruit verwerkende industrie, in de vorm van stroopfabrieken en conservenfabrieken. In het Fruitteeltmuseum in Kapelle kom je alles te weten over de Zeeuwse fruitteelt en fruitrassen en in het Industrieel Museum Zeeland in Sas van Gent kom je meer te weten over de Zeeuwse voedingsindustrie.

Uitheemse smaken

Via handelsrelaties en migrantenstromen kwamen uit het buitenland ook andere ingrediënten in Zeeland terecht. Suiker, zuidvruchten en specerijen waren lange tijd gewaardeerde maar dure ingrediënten en dus status verschaffende producten. Chocolade, thee en koffie gingen dezelfde weg: lange tijd waren ze voorbehouden aan de elite omdat ze erg kostbaar waren.

Een aantal uitheemse gerechten gaat tegenwoordig door voor typisch Zeeuwse streekgerechten. Joodse vluchtelingen introduceerden hier vermoedelijk de bolus toen zij in de zestiende eeuw vanuit Portugal naar het noorden vluchtten en onder meer in Middelburg terechtkwamen. De Groese paptaart kwam met gevluchte Lutheranen of Hugenoten in het westen van Zeeuws-Vlaanderen terecht.

Zeeuws fabricaat

Van oudsher wordt er in deze provincie bier gebrouwen. In de negentiende en twintigste eeuw richtten ondernemende lieden ook meelfabrieken, margarinefabrieken, limonadefabriekjes, melk- en boterfabrieken, en zelfs een azijnfabriekje (Middelburg) op. Dat laatste is nu in gebruik als woonhuis en makkelijk te herkennen in de Pijpstraat vanwege opvallende jugendstil-architectuur. Nog steeds is de voedingsindustrie belangrijk voor Zeeland en de provincie is een pionier in seafood en agrifood.

Verhalen

Ontdek de andere erfgoedlijnen