Mosselen en oesters

Mosselen en oesters worden door velen als typisch Zeeuwse producten gezien. De zilte zaligheden staan dan ook al heel erg lang op het Zeeuwse menu. Er zijn in Zeeland sporen van visserij gevonden van duizenden jaren oud en ook zijn bewijzen gevonden van schaaldierconsumptie in de Romeinse tijd. Wat de mossel- en oesterindustrie van nu onderscheidt van die van vroeger, is dat er toen op de schelpdieren werd gevist; nu worden ze gekweekt. Maar goed smaken … dat doen ze nog steeds!

De Romeinse tijd

In de Romeinse tijd werden er al mosselen en kokkels gegeten in Zeeland. De bewijzen daarvoor zijn gevonden in afvalputten uit die tijd. Er zijn ook gebruiksvoorwerpen en verpakkingsmaterialen gevonden die erop wijzen dat hier allec werd geproduceerd – de goedkope variant van de in de Romeinse keuken zo populaire vissaus. Die werd waarschijnlijk van mosselen, kokkels en vette visjes zoals de ansjovis en sprot gemaakt. Dat er ontzettend grote hoeveelheden schelpdierresten zijn gevonden, onderbouwt die theorie. Aan de oostzijde van N57, langs de Wattelsweg bij Serooskerke, is een terp onderzocht die was opgehoogd met afval van twee seizoenen. In totaal zo’n 5.500 kilo aan schelpdieren – te veel om allemaal op te eten. De terp is op zijn oorspronkelijke vindplaats gereconstrueerd en vondsten die er zijn gedaan, kun je zien in museum het Oude Brandspuithuis in Serooskerke.

Rand van een groot aardewerken voorraadvat met ingekraste letters aan de onderzijde: AL//C XIS. De letters betekenen dat het vat was gevuld met ruim 300 liter ter plaatse geproduceerde vissaus (allec) (Erfgoed Zeeland).

Rand van een groot aardewerken voorraadvat met ingekraste letters aan de onderzijde: AL//C XIS. De letters betekenen dat het vat was gevuld met ruim 300 liter ter plaatse geproduceerde vissaus (allec) (Erfgoed Zeeland).

Tholen

De mosselvisserij nam in Zeeland vanaf de zeventiende eeuw flink toe. Er werd voornamelijk gevist in het Verdronken Land van Zuid-Beveland en de omgeving van Bruinisse, Terneuzen en Axel. De laatste mosselvissers van de wegkwijnende stad Reimerswaal verhuisden in 1631 naar Tholen. Dit werd het centrum van de Zeeuwse mosselvangst. Elk jaar voeren hier in juni zo’n dertig schepen uit om de dan volgroeide mosselen aan land te brengen. Naast mosselen vingen ze ook krabben.

Mosseloorlogen

De mosselvangst liep soms uit op hevige conflicten. Er zijn voorbeelden bekend van mosselvissers uit Tholen die op het water in conflict kwamen met, bijvoorbeeld, mosselvissers uit Axel, Sas van Gent, Bruinisse, Terneuzen of Gent. Deze conflicten waren zo heftig dat ze ook wel mosseloorlogen werden genoemd. Maar er was meer mis: er was ook sprake van overbevissing.

Yerseke en de mosselkweek

Begin negentiende eeuw kwam er door wetgeving wat meer structuur in de mosselvisserij en aan het eind van die eeuw verschoof de focus naar mosselkweek in plaats van -visserij. Yerseke werd toen het centrum van de moderne mosselcultuur. In korte tijd groeide de mosselvloot gigantisch.

Mosselvisserij anno 2005 met mosselkotter YE 95 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Mosselvisserij anno 2005 met mosselkotter YE 95 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto M. Meijer-van der Linde).

Oesters

Hoewel de oesterindustrie pas in de zeventiende eeuw begon, is de geschiedenis ervan enigszins te vergelijken met die van de mosselindustrie. Eerst werd er op oesters gevist en in de negentiende eeuw begon de kweek. Wel typisch voor de oesterindustrie is een grote mate van wisselvalligheid. Enorme winsten en grote tegenslagen wisselden elkaar af. Ziektes en vorst zorgden voor slechte oogsten en overbevissing was aanvankelijk ook een probleem. Door de kunstmatige oesterteelt kwam hier een eind aan, maar tegelijk zorgde dit wel voor grote ongelijkheid in Yerseke. Toen de oesterbanken niet meer vrij te bevissen waren, moesten zij voor veel geld een kavel gaan pachten of in dienst treden bij een grotere oesterkweker. De oesterteelt kwam in handen van rijke oesterbaronnen die uit waren op een goede geldbelegging. De dorpsgemeenschap raakte verdeeld in rangen en standen.

Zeeuws Klondike

De oesterteelt stond bekend als een manier om snel rijk te worden. Dat trok ook veel buitenstaanders naar Yerseke. Het dorp werd wel het Zeeuwse Klondike genoemd, naar de Canadese regio waar vele gouddelvers hun geluk beproefden. Het ‘goud’ dat hier uit het zilte water kwam, bood echter ook geen garantie op een fortuin. Eind negentiende eeuw daalden de prijzen van oesters bijvoorbeeld flink door overproductie en een slechtere kwaliteit.

Oesters wassen omstreeks 1915 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Oesters wassen omstreeks 1915 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Familiebedrijven

In de twintigste eeuw groeide Yerseke uit tot een internationaal centrum voor de oester- en mosselcultuur. De zelfstandige familiebedrijven hadden het meeste succes. Zij werkten hard, leefden zuinig en durfden risico’s te nemen. Ze hechtten meer waarde aan hun levensstijl en vrijheid dan aan maximale financiële opbrengsten. Ook de arbeid van vrouwen was daarbij belangrijk. De oesterteelt was de enige vorm van visserij waarbij vrouwen ook het water opgingen. Zij plaatsten de dakpannen waar de oesterlarven zich op hechtten in het water.

Zwaar weer

De jaren zestig en zeventig van de twintigste eeuw waren voor mosselvissers en oesterboeren niet rooskleurig vanwege strenge winters, ziekte en dreigende sluiting van de Oosterschelde. Hun protest leidde uiteindelijk tot de bouw van de waterdoorlatende Oosterscheldekering. Wil je meer weten over de historie van de mossel- en oesterteelt, dan kun je een filmpje van de Zeeuwse canon over de oesterputten bekijken.

Oesterputten bij Yerseke (Erfgoed Zeeland).

Oesterputten bij Yerseke (Erfgoed Zeeland).

Yerseke nu

In Yerseke kun je nog steeds niet om de scheldierencultuur heen. De havens liggen vol met mosselkotters en in het dorpshart vind je nog steeds de historische oesterputten uit de negentiende eeuw. Die zijn ook nu nog in gebruik en direct ernaast vind je allerlei horecagelegenheden waar je mosselen en oesters kunt proeven. Ook in het dorp vind je het Oosterscheldemuseum waar je alles te weten kunt komen over de historie van de oester- en mosselteelt. Ook kun je mee met rondvaarten waarbij je bijvoorbeeld de mosselpercelen bezoekt. De derde zaterdag van augustus is het jaarlijks feest in Yerseke. Dan is het Mosseldag.

Nog meer Mosseldorpen

Naast Yerseke zijn er nog twee andere mosseldorpen: Bruinisse en Philippine. Bij beide dorpen vind je grote standbeelden van mosselen. Bruinisse is nog steeds de thuisbasis van heel wat mosselkotters. Philippine heeft geen haven meer. Vroeger werden vanuit hier mosselen naar België en zelfs Parijs vervoerd. De Posthoornstraat die vrijwel recht naar het zuiden loopt, was destijds de mosselsnelweg van Europa. Nu gaat het verkeer andersom. Op zondagen komen Belgen en masse via deze weg naar het dorp om in een van de vele mosselrestaurants te genieten van een uitgebreide mosselmaaltijd.