Zeeland wordt vaak een ‘land van overkanten’ genoemd. De zeearmen Oosterschelde en Westerschelde maken Zeeland tot een land van eilanden met elk een eigen karakter. Maar Zeeland is niet altijd zo geweest. Waar de provincie nu ligt, was vroeger geen overkant te vinden.
Duizenden jaren voor Christus, toen Neanderthalers als jagers-verzamelaars door dit gebied trokken, was de Noordzee zelfs nog niet gevormd. Vijftien kilometer uit de kust is in 2009 een stukje schedel van zo’n Neanderthaler gevonden. Krijn (hij kreeg een typisch Zeeuwse naam toegewezen) leefde hier zo’n 40.000 tot 80.000 jaar geleden al.
Zeearmen
Uiteindelijk begon de huidige Oosterschelde zich voorzichtig af te tekenen als verbinding van de Schelde met de zee. Het was eeuwenlang de belangrijkste vaarverbinding in Zeeland. De verbinding tussen de Honte en de Schelde kwam veel later tot stand en pas tegen het eind van de middeleeuwen werd deze Westerschelde de belangrijkste vaarweg richting Antwerpen.
Schapen op de schorren
Na de Neanderthalers kwam de moderne mens naar Zeeland. Zij waren eerst ook jagers en verzamelaars, maar maakten de overstap naar de landbouw. In het Land van Saeftinghe zijn daar oude sporen van gevonden. Ver voordat Zeeland ingepolderd achter de dijken lag, werd hier dus al volop geleefd. De eerste dammetjes en dijkjes stammen bijvoorbeeld al uit de Romeinse tijd. Bij Serooskerke op Walcheren ontdekten archeologen een terpje en een kleine dijk uit die periode. Vlaamse abdijen lieten ook ver vóór het jaar 1000 hun schapen al grazen op de Zeeuwse schorren. En als het hoogste water toch over de schorren spoelde, zochten herders en schapen hun toevlucht op de stelbergjes die ze hadden opgeworpen. Soms hadden die een drinkput en dan heetten ze hollestelle – dat is tegenwoordig nog altijd een Zeeuwse familienaam. Er zijn ook hollestelles mooi bewaard gebleven: de Bruinisser stelberg aan de westkant van Sint-Philipsland (net buitendijks op de Rumoirtschorren) en de hollestelle aan de Ruisweg tussen Wemeldinge en Kattendijke.
Polders
Vanaf de twaalfde eeuw nam het inpolderen een grote vlucht met de aanleg van grote ringdijken. Zo ontstonden flinke ‘oudlandpolders’ zoals de Yerseke Moer en Kapelse Moer aan de oost- en westkant van het Kanaal door Zuid-Beveland. Je ziet hier ook nog goed de sporen van moernering (veenafgraving voor zoutwinning). Dat geldt ook voor De Poel, het oudlandgebied tussen Goes en Nisse.
Latere bedijkingen waren echte veroveringen op het water. De Zeeuwen damden complete stroomgeulen af en bedijkten grond die droog was komen te liggen. Deze polders waren vaak wat kleiner. En toen Zeeland bijna helemaal ingepolderd was? Toen kwamen er verwoestende vloeden of werd het land tijdens de strijd geïnundeerd (dat laatste vooral in Zeeuws-Vlaanderen). Daarom was men in de zestiende en zeventiende eeuw weer druk met herdijkingen. Zie je nu grote, bijzonder rechte en strakke polders, dan is de kans groot dat je naar een herdijkte polder uit die tijd kijkt. Er zijn ook heel wat plaatsen waar je het verschil tussen de oudere (kleinere) en grote modernere bedijkingen nu nog goed kunt zien. Vanaf de Grote Dijk, Noteboomdijk, Valdijk en Koedijk bij Heinkenszand en Nisse, tussen De Poel en de jongere, kleine polders van de Zak van Zuid-Beveland. Deze zijn later in de middeleeuwen bedijkt en hangen als een soort tros aan de zuidwestkant van de Brede Watering Bewesten Yerseke.
Band met het water
Zelfs na bijna een millennium van grootschalige dijkenbouw en inpolderingen bleef Zeeland een land van overkanten. Daaraan hebben de Deltawerken en de Westerscheldetunnel weinig veranderd. Zeeland hield altijd het oog op de zee gericht. Het is óók een land van kustlichten en vuurtorens, van langsvarende zeekastelen en wrakken op de bodem van zijn wateren, of zomaar middenin een polder. Een land van piepkleine, dromende tij- en jachthavens tot immense werken en hypermoderne activiteiten van het Zeeuws-Gentse samenwerkingsverband North Sea Port. De band met het water leeft nog steeds, al liggen de accenten wel iets anders dan vroeger. Zin om zelf overkanten te ervaren? Stap dan op de ferry van Vlissingen naar Breskens (of andersom) of maak in het zomerseizoen een oversteek met een van de vele pontjes die dan actief zijn.