De prehistorie in Zeeland

Zeeland biedt met al dat water de nodige uitdagingen als het om bewoning gaat. Er zijn dan ook periodes geweest in de geschiedenis van dit gebied dat er even niemand woonde. Maar altijd bleef deze regio trekken en kwamen er weer nieuwe bewoners. Er zijn veel sporen uit verschillende periodes van de prehistorie gevonden die elk hun eigen verhaal vertellen over de eerste ‘Zeeuwen’.

De oudste bewoners

Het is bekend dat er Neanderthalers in Zeeland zijn geweest. Er waren al eerder vuurstenen werktuigen gevonden (een hele spectaculaire vondst was de flink grote vuurstenen vuistbijl van zo’n 100.000 tot 150.000 jaar oud – het oudste werktuig van Zeeland).

Vuistbijl uit de Oosterschelde bij Schelphoek.

Vuistbijl uit de Oosterschelde bij Schelphoek.

Maar begin 21e eeuw was het écht raak. Toen werd ontdekt dat een schedelfragment dat op 15 kilometer uit de Zeeuwse Noordzeekust was gevonden afkomstig was van een Neanderthaler. Vanwege zijn ‛Zeeuwse’ afkomst gaven archeologen hem de Zeeuwse naam Krijn. Hij leefde hier zo’n 40.000 tot 80.000 jaar geleden. In de tijd van Krijn lag de Noordzee helemaal droog en graasden er grote kuddes zoogdieren. Dat zal een grote aantrekkingskracht hebben gehad op Krijn en zijn tijdgenoten, die bijvoorbeeld op reuzenherten, mammoeten, wisenten of rendieren kunnen hebben gejaagd. Al dat wild trok soms ook andere jagers aan. Er is op het strand bijvoorbeeld een onderkaak van een gigantische grottenleeuw gevonden.

Onderkaak van de ‘Zeeuwse’ grottenleeuw (Erfgoed Zeeland).

Onderkaak van de ‘Zeeuwse’ grottenleeuw (Erfgoed Zeeland).

Sporen uit een ver verleden

Er zijn meer sporen uit de steentijd gevonden. Een bijzondere vondst is die van een geweibijl uit de Ahrenbergcultuur – Zeeland is de meest westelijke plek waar daar iets van is gevonden. De meeste steentijdvondsten zijn gedaan in Zeeuws-Vlaanderen. Bij Sint Kruis zijn op een akker duizenden stukken vuursteen gevonden uit de laatste ijstijd (zo’n 10.000 jaar geleden). Dit gebied ligt hoger dan de rest van de omgeving. Het landschap zal toen vrij kaal zijn geweest en vanaf hier hadden jagers goed zicht op het wild. Er zijn oudere, maar ook recentere steentijdwerktuigen gevonden. Die laatste zijn waarschijnlijk afkomstig van een jachtkampje waar pijlpunten werden vervaardigd en geschoten wild werd geslacht. Ook bij Aardenburg zijn jachtkampementjes gevonden met haardplaatsen en gebruiksvoorwerpen.

Andere voedselbronnen

De overstap naar agrarische activiteiten werd langzaamaan gemaakt. In het Verdronken Land van Saeftinghe zijn 25 scherven gevonden van een hangpot uit de periode 4300-3400 voor Christus. Het zijn eenvoudige, grijsbruine scherven, maar ze vertellen wel een belangrijk verhaal over een veranderende cultuur. Dergelijke potten werden namelijk niet gebruikt door jagers en verzamelaars. Wie weet gebruikten rondreizende herders de pot om iets in te vervoeren.

Permanente vestiging en eerste boeren

In de nieuwe steentijd vestigden mensen zich in nederzettingen in Zeeland. De belangrijkste bekende nederzetting uit de nieuwe steentijd is Brabers bij Haamstede. Hier zijn de sporen van twee kleine woonboerderijen opgegraven. Die zijn naar schatting zo’n 4.500 jaar oud. Waarschijnlijk werd hier permanent of semi-permanent gewoond en vormde de jacht ook nog steeds een belangrijke voedselbron. Er zijn hier veel pijlpunten gevonden.

Landbouw

Bij Baarland zijn de eerste concrete aanwijzingen voor de start van landbouwactiviteiten gevonden, van rond 3500 voor Christus. In het veen uit die tijd zaten veel pollen die wijzen op de aanwezigheid van grasland en open plekken in bossen. Het vermoeden is dat er open plekken werden gecreëerd om kleine akkers aan te leggen. Er zijn in de omgeving werktuigen uit dezelfde tijd gevonden, waaronder een bijl die gebruikt kan zijn om boompjes te kappen. Ook bij Burgh is er een vondst gedaan die erop wijst dat de eerste landbouwactiviteiten samengingen met de kap van bomen. Hier zijn houten boerderijtjes gevonden en een geslepen bijltje. Uit het onderzoek naar het veen bij Baarland blijkt trouwens ook dat Zeeland vrij snel na 3500 voor Christus behoorlijk natter werd – grote kans dat de boeren van Baarland ook weer snel de handdoek in de ring hebben gegooid.

Bronstijd

Zoveel sporen als er uit de steentijd zijn, zo weinig zijn er gevonden uit de bronstijd (2000 tot 800 voor Christus) in Zeeland. Het was hier toen in feite een groot kustveenmoeras en daardoor zal het hier ook niet echt makkelijk wonen zijn geweest. Toch zijn er wel een paar vondsten gedaan. De meeste daarvan komen uit het duingebied waar men wat droger en veiliger kon wonen. Een van de bijzonderste vondsten is een bronzen speerpunt uit de duinen in de buurt van Haamstede. Een andere opmerkelijke vondst is die van potscherven uit de Meester Van der Heijdengroeve in Nieuw-Namen. Dit was geen duingebied, maar het lag wel vrij hoog en het grensde aan een gebied in Vlaanderen waar sporen van bewoning zijn gevonden.

Het skelet van de ‛oudste vrouw’ van Zeeland in het graf van Serooskerke-Oranjezonsprink, circa 270 v. Chr.

Het skelet van de ‛oudste vrouw’ van Zeeland in het graf van Serooskerke-Oranjezonsprink, circa 270 v. Chr.

IJzertijd

De ijzertijd (van 800 voor Christus tot het begin van onze jaartelling) heeft heel wat meer vondsten opgeleverd, maar daar zitten – opvallend genoeg – geen ijzeren voorwerpen bij. Er is aardewerk gevonden en ook (delen van) huisplattegronden. Ten noorden van Serooskerke op Walcheren is zelfs een erf met boerderij ontdekt. Hier zijn ook de oudste bekende resten van een vrouw in Zeeland gevonden. Ook werd op verschillende plaatsen gerst gevonden – landbouw werd dus al beoefend, al was het nog kleinschalig vanuit kleine nederzettingen.

Een in Poortvliet gevonden La Tène armband (Artefact!, 2021)

Een vondst van totaal andere orde werd gedaan in een sloot bij Poortvliet in 1956. Hier stuitte men op een soort armbandje van paarsachtig, bijna ondoorschijnend en versierd glas. Het roept aardig wat raadsels op. Want doordat het te klein is voor een arm en te groot voor rond een vinger is de functie niet helemaal duidelijk. Wie weet werd het aan een koord rond de nek gehangen. Wel duidelijk is dat het een object uit de La Tène-cultuur is – een prehistorische cultuur ten noorden van de Alpen. Het was dus een importproduct en het leert ons ook iets over Tholen in de ijzertijd. Het was grotendeels een kustveenmoeras, maar er moet toch ook enige welvaart zijn geweest. Anders had dit siervoorwerp nooit zijn weg naar het eiland gevonden. Dit blijkt ook uit een bijzondere vondst die in 2021 werd gedaan: toen vonden archeologen houten restanten van een boerderij uit de tweede of eerste eeuw voor Christus. De boerderij uit de Late IJzertijd was ongeveer 14 meter lang en 5,5 meter breed. Behalve de restanten van een boerderij was de grond ook rijk gevuld met kleinere vondsten: een weefgewicht, speelschijfjes, spinklosjes, natuursteen, botmateriaal en vooral een heleboel aardewerkscherven. Met als hoogtepunt twintig fragmenten van armbanden van La Tène glas.