‘Zeeuwse’ Neanderthalers

door Hans Jongepier

De ontdekking van een Nederlandse Neanderthaler baarde in 2009 veel opzien. Een klein schedelfragment van deze mensachtige was al enkele jaren daarvóór gevonden, maar pas veel later als zodanig herkend. Het was afkomstig uit de bodem van de Noordzee, ruim 15 kilometer uit de Zeeuwse kust. Het was het eerste tastbare overblijfsel op Nederlands grondgebied van de voorloper van de moderne mens. Vanwege zijn ‛Zeeuwse’ afkomst noemden archeologen hem Krijn, want het bleek om een mannelijk individu te gaan.

Levallois-techniek

Al veel eerder waren materiële resten van Neanderthalers in Zeeland gevonden. Meestal zijn ze opgevist of aangespoeld op het strand. Zo raapte de vroegere provinciaal archeoloog van Zeeland Jan Trimpe Burger in 1965 op het strand van Cadzand een stuk vuursteen op, dat gezien zijn vorm uit de oude steentijd dateerde (ruwweg 200.000-35.000 jaar geleden) en gemaakt moest zijn door een Neanderthaler. Het was een afslag, vervaardigd in de zogeheten Levallois-techniek, genoemd naar een plaats in Frankrijk. Met behulp van deze techniek werd een kernsteen dusdanig voorbewerkt dat er een stuk van kon worden verwijderd, een afslag, waarvan de vorm vooraf was bepaald. Van dergelijke vuurstenen afslagen vervaardigde men vervolgens werktuigen, zoals schrabbers, voor de bewerking van huiden of hout. Van metalen werktuigen hadden Neanderthalers nog nooit gehoord, want die verschenen in Nederland pas rond 2000 v. Chr.

Losse vondsten

Op de stranden bij Cadzand vonden fossielenverzamelaars in de jaren na de vondst van Trimpe Burger nog meerdere afslagen, schrabbers en een klein vuistbijltje. Vuistbijlen dienden voor meerdere doeleinden, waarbij vooral aan het slachten van dieren moet worden gedacht. Verder zijn er enkele vuistbijlen en diverse afslagen opgebaggerd in dezelfde omgeving als de vindplaats van Krijn. Iets dichter bij huis is uit de Oosterschelde een grote fraaie vuistbijl afkomstig, en uit de Westerschelde een Levallois-afslag. Het zijn allemaal losse vondsten, waarvan de context niet altijd even duidelijk is. Maar ze vormen wel het bewijs voor de aanwezigheid van Neanderthalers in de provincie Zeeland.

Vuurstenen afslag, door Jan Trimpe Burger gevonden op het strand van Cadzand (Erfgoed Zeeland, Zeeuws Archeologisch Depot).

Vuurstenen afslag, door Jan Trimpe Burger gevonden op het strand van Cadzand (Erfgoed Zeeland, Zeeuws Archeologisch Depot).

Robuuster dan huidige mens

Neanderthalers zagen er iets robuuster uit dan de huidige mens en ze leefden als jagers en verzamelaars van voedsel. De dieren waarop men jacht maakte waren onder meer de mammoet, de wolharige neushoorn, het reuzenhert en het rendier. Allemaal grote diersoorten uit de laatste ijstijd, die nu zijn uitgestorven of niet meer in Nederland voorkomen. Resten hiervan zijn in groten getale opgevist en opgebaggerd in de Zeeuwse wateren, op dezelfde plaatsen als de vuurstenen voorwerpen. Zeeland bestond in de ijstijd uit een laagvlakte met een open landschap.

Onderkaak van een mammoet, opgevist voor de kust van Westkapelle (Schelpenmuseum, Zaamslag).

Onderkaak van een mammoet, opgevist voor de kust van Westkapelle (Schelpenmuseum, Zaamslag).

Krijn was een vleeseter

Destijds lag de Noordzee helemaal droog, omdat de zeespiegel tientallen meters lager stond dan tegenwoordig; de huidige Ooster- en Westerschelde bestonden nog niet. Grote kuddes zoogdieren hebben hier gegraasd en zullen een grote aantrekkingskracht op de mens hebben uitgeoefend. Hun vlees zal voor Neanderthalers een belangrijk onderdeel van de voedselvoorziening zijn geweest. Dit werd bevestigd door het onderzoek van de chemische samenstelling van het fragment van Krijn, waaruit bleek dat hij voornamelijk een vleeseter is geweest. De in zijn omgeving aangetroffen vuurstenen voorwerpen zijn de oudste archeologische vondsten van Zeeland.