De ‛oudste vrouw’ van Zeeland

door Robert van Dierendonck

Hoewel er uit de Zeeuwse prehistorie veel vindplaatsen met bewoningssporen zijn, zijn er van de bewoners zelf maar weinig resten bewaard. Elders op deze website wordt een stuk schedel van de Neanderthaler jongeman Krijn vermeld, dat bij toeval is gevonden. Hoe men in de prehistorie met de doden omging in Zeeland is nauwelijks bekend. De oudste bijzetting van een dode kennen we sinds kort uit Hulst. Aan de Absdaalseweg zijn in het Laat Mesolithicum, circa 5800 v. Chr., crematieresten van een mens in een kuil begraven. Het geslacht van de overledene is onbekend en van de leeftijd kan alleen worden gezegd dat hij/zij 15 jaar of ouder was.

Serooskerke

De oudste Zeeuwse skeletbegraving of inhumatie is van een vrouw, gevonden aan de Oranjezonsprink in Serooskerke (Walcheren). Zij was rond 270 v. Chr. (Midden IJzertijd) deels begraven in het veen. De begraving is gelijktijdig met een opgegraven boerderij op 200 meter ten oosten daarvan.
Omdat delen van het skelet ontbraken, is niet duidelijk hoe ze precies was bijgezet. Het lijk kan bij begraving al incompleet zijn geweest, het graf is naderhand verstoord geraakt of de botten zijn deels vergaan. De begraving lag in noord-zuid richting, het lichaam op de rug, het hoofd aan de zuidzijde en één hand onder het hoofd.

Het skelet van de ‛oudste vrouw' van Zeeland in het graf van Serooskerke-Oranjezonsprink, circa 270 v. Chr.

Het skelet van de ‛oudste vrouw’ van Zeeland in het graf van Serooskerke-Oranjezonsprink, circa 270 v. Chr.

Voorouderverering?

De begraven vrouw was ongeveer 1,60 m lang en 22 tot 40 jaar oud. Aan de bewaarde botten konden geen opmerkelijke ziektebeelden of een doodsoorzaak worden vastgesteld.

Niet duidelijk is hoe in de Midden IJzertijd het algemene gebruik van lijkbezorging was. Tot nog toe gaat men uit van het cremeren van een dode. In dat geval is het begraven van deze dode vrouw van speciale betekenis. Vermoedelijk gaat het hier om de verering van een voorouder die als eerste van nieuwe bewoners stierf. Zo begraven in een stichtersgraf bracht de dode voorspoed voor de nieuwe nederzetting.

Literatuur

J. Dijkstra, De ontwikkeling van de bewoning vanaf de Midden-IJzertijd tot en met de Late Middeleeuwen, in: J. Dijkstra en F. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg N57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 59-82.
J. Jongepier, Prehistorie, in: P. Brusse en P. Henderikx (red.), Geschiedenis van Zeeland, deel 1, Prehistorie – 1550, Utrecht/Zwolle 2012, 31-41.

K. Maesen, Fysisch antropologisch onderzoek, in: J. Dijkstra en F.S. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 416-23.
J. Vandevelde, Sporen en structuren, in: J. Dijkstra en F.S. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 405-412.
J. Vandevelde, Sporen en structuren, in: J. Dijkstra en F.S. Zuidhoff (red.), Kansen op de kwelder. Archeologisch onderzoek op en rond negen vindplaatsen in het nieuwe tracé van de Rijksweg 57 en de nieuwe rondweg ter hoogte van Serooskerke (Walcheren), Amersfoort 2011 (ADC Monografie 10), 473-478.