Een leeuw in Zeeland

door Hans Jongepier

In het najaar van 2017 vond een particulier op het strand tussen Westkapelle en Domburg een groot deel van de gefossiliseerde onderkaak van een prehistorische grottenleeuw. Een bijzonder object! De kaak was 16 centimeter lang en bevatte nog drie scheurkiezen, kenmerkend voor roofdieren. De grote hoektand was niet meer aanwezig.

Prooidieren

De onderkaak is ongetwijfeld meegekomen met een zandsuppletie van enkele jaren geleden. Het opgespoten zand is afkomstig van de Middelbank, circa twintig kilometer uit de kust van Walcheren. Al eerder waren op de stranden meerdere kiezen van mammoeten en wolharige neushoorns gevonden, maar in dit geval gaat het om een roofdier. De leeuw stond aan de top van de voedselpiramide en hij kwam daarom in veel kleinere aantallen voor dan de dieren waarop hij jaagde. Zijn prooidieren zullen paard- en hertachtigen zijn geweest. Maar misschien jaagden de leeuwen in kleine groepen ook op de mammoeten en de neushoorns, want het waren imposante dieren met een schouderhoogte van 1,20 meter en een lengte van wel 3 meter, inclusief de staart.

Onderkaak van de 'Zeeuwse' grottenleeuw (Erfgoed Zeeland, Zeeuws Archeologisch Depot).

Onderkaak van de ‘Zeeuwse’ grottenleeuw (Erfgoed Zeeland, Zeeuws Archeologisch Depot).

Waar komt de naam vandaan?

De grottenleeuw was groter dan de grootste Afrikaanse leeuwen van nu. Hij leefde op de steppes van Eurazië gedurende de ijstijden. De steppes waren grasvlakten met hier en daar wat boompjes en struiken, waar de grote herbivoren konden grazen. De Noordzee bestond toen nog niet. De naam grottenleeuw slaat op de plaatsen waar zijn resten in het verleden zijn aangetroffen, zoals in grotten in Centraal-Europa, en op het feit dat hij in de prehistorie soms is afgebeeld op grotwanden in Frankrijk.

Geen manen

Door de grottekeningen van het dier weten we dat het vermoedelijk geen manen had. De grottenleeuw bezocht wel de grotten waarnaar hij is genoemd, maar waarschijnlijk niet vaak. Deze leeuw zal ondanks zijn naam vooral op de vlakten hebben geleefd. Op de plek van de huidige Noordzeebodem waren in de laatste ijstijd in elk geval geen grotten te vinden, maar dus wél leeuwen.