Het Zeeuwse polderlandschap

Zeeland bestaat voor een belangrijk deel uit polders. Het grootste deel van Zeeland heeft, kortom, een door mensenhanden gemaakt landschap. Zelfs de eerste bewoners van Zeeland groeven al greppels in het veen om voor een beetje afwatering te zorgen. Later nam de inrichting van het landschap serieuzere vormen aan en werden complete stukken land gecreëerd.

Oudland

Eind zesde eeuw woonde men in Zeeland op de hoogstgelegen stukken land: de kreekruggen. Hier lagen de akkers, boerderijen en wegen. De venige poelgebieden werden gebruikt als gras- en hooiland. Er werd al aan afwatering gedaan om overlast van binnenwater te voorkomen. Dit oudland herken je vooral nog goed op Walcheren. Je ziet daar dat dorpen vaak op de net iets hoger gelegen gedeeltes in het landschap liggen.

De eerste dijken

Om zich tegen het water te beschermen, legde de bevolking ook dijken aan. Later volgden ook ringdijken die grotere gebieden insloten. Zo kregen Walcheren en het gebied rond Goes een ringdijk. De eerste dijken werden defensief ingezet, maar al snel werden er ook dijken aangelegd om land te winnen. In Zeeuws-Vlaanderen gebeurde dat al in de twaalfde eeuw. Toen werd het Eiland van Cadzand ingepolderd. Er volgden nog heel wat gebieden. In de vijftiende eeuw werden er bijvoorbeeld meerdere schorren gezamenlijk bedijkt om één grote polder en een compleet eiland in één te vormen: Sint-Philipsland. Het gebied verdween nog een paar maal onder de golven, maar uiteindelijk was het geheel veilig en droog en vanaf de negentiende eeuw werd Sint-Philipsland zelfs uitgebreid met nieuwe polders. Aan de grootte van de polders van Sint Philipsland kun je goed zien dat ze van relatief recente datum zijn.

Sint-Philipsland aan de Krabbenkreek, met schorren en slikken (Beeldbank Rijkswaterstaat, foto Joop van den Houdt).

Sint-Philipsland aan de Krabbenkreek, met schorren en slikken (Beeldbank Rijkswaterstaat, foto Joop van den Houdt).

Stormvloeden en nieuwe polders

Door stormvloeden en inundaties ging in de vijftiende en zestiende eeuw veel land verloren. Vaak werd dat ook weer herdijkt. De jonge klei die er was opgeslibd vormde de basis voor zeer vruchtbare landbouwgrond en deze gebieden waren dus erg in trek. De nieuwe polders werden met de modernste technieken en volgens de laatste trends aangelegd. Ze waren groter, rechthoekiger en strakker. Renaissancepolders worden ze ook wel genoemd. Je kunt ze makkelijk herkennen op Noord-Beveland. Dit gebied werd eind zestiende eeuw herdijkt volgens de laatste trends en hier hebben de polders nog steeds een opvallend geometrisch patroon. Al snel volgde Borsele dat kaarsrecht en geometrisch in een polder vol strenge lijnen ligt. Meer informatie over herdijkte gebieden vind je in een filmpje van de canon van Zeeland.

Nieuw Noord-Bevelandpolder (foto Projectbureau Zeeweringen).

Nieuw Noord-Bevelandpolder (foto Projectbureau Zeeweringen).

Dijkvallen

Dijkvallen (kort uitgelegd: spontane instortingen van dijken) vormden een bedreiging voor polders. Om de schade bij een dijkval te beperken werd achter de zeedijk soms een tweede dijk (inlaagdijk) aangelegd. Het gebied tussen die twee dijken heet een inlaag. Inlagen zijn er met name aan de zuidkust van Schouwen en noordkust van Noord-Beveland (je kunt een kijkje nemen en vogels spotten bij inlaag Keihoogte en inlaag ’s Gravenhoek bijvoorbeeld). In de Zak van Zuid-Beveland vind je dan juist weer veel welen. Dit zijn restanten van kolkgaten waar een nieuwe dijk omheen werd aangelegd. De Brilletjes en de Valweel bij Nisse zijn daar een goed voorbeeld van (en sowieso een mooie bestemming voor een wandeling).

Binnendijken

In Zeeland vind je op heel wat plaatsen binnendijken. Dat zijn soms inlaagdijken, maar het kunnen ook oude zeedijken zijn die na uitbreiding van de polders meer landinwaarts kwamen te liggen. Aan de ligging van die oude zeedijken kun je zien hoe Zeeland polder voor polder is opgebouwd. Een deel van deze dijken is in de twintigste eeuw tijdens ruilverkavelingen of uitbreiding van landbouwgrond verdwenen. Er gaan stemmen op voor het reconstrueren van verdwenen binnendijken, maar dat valt niet mee. Want hoe pak je dat aan op een manier die historisch gezien correct is? Toch is er in het eerste kwart van de 21e eeuw al wel een binnendijk aangelegd tussen Breskens en Nieuwvliet-Bad. Alleen heeft dat weinig met reconstructie te maken en ligt de dijk er vooral omdat er een extra brede verdedigingszone tegen het water is gemaakt.

Binnendijk in de Zak van Zuid-Beveland (foto SLZ).

Binnendijk in de Zak van Zuid-Beveland (foto SLZ).

Binnendijken in de Zak van Zuid-Beveland

In de Zak van Zuid-Beveland vind je nog veel binnendijken. Dat heeft alles te maken met verwoestende vloeden in 1014 en 1134 die een nieuwe zeearm vormden: de Zwake. De noordoever daarvan liep grofweg onder de lijn ’s- Heerenhoek-Nisse-’s-Gravenpolder. Eerst werden de eilanden die hierdoor ten zuiden van de zeearm overbleven defensief bedijkt. Maar toen de Zwake verzandde, werd het land stapje voor stapje herwonnen door almaar nieuwe, kleine polders aan te leggen. In de luwte van alle de dijken op de Zak van Zuid-Beveland is het zo beschut en warm dat er wilde bloemensoorten voorkomen die je normaal gesproken alleen veel zuidelijker (in Zuid-Frankrijk bijvoorbeeld) aantreft. Deze bloemendijken vormen daarmee een unieke biotoop in Zeeland. Zo krijgt de oude strijd tegen het water ineens een verrassend lieflijk aanzien in het huidige Zeeland.