Opgegraven geschiedenis

De Zeeuwse bodem bevat veel sporen van onze geschiedenis. Al sinds het begin van de negentiende eeuw doen wetenschappers en amateurarcheologen onderzoek naar het ontstaan en de ontwikkeling van een stad of streek. Opgegraven resten – aardewerk, glas, metaal, gesteente en bot – vertellen ons meer over de bewoners, over oude gebruiken en beschavingen. Archeologie laat ook zien hoe invloeden vanuit heel Europa hun sporen hier hebben achtergelaten.

Op en in de Zeeuwse bodem is nog veel archeologische informatie aanwezig, variërend van materiaal uit de prehistorie, Romeinse tijd, middeleeuwen tot de nieuwe tijd. Zeeland telt bijna 500 gewaardeerde archeologische monumenten op de Archeologische Monumentenkaart. Een klein deel daarvan is nog zichtbaar, voor het merendeel als kasteelbergen of mottes. Het grootste deel van deze archeologische monumenten is niet zichtbaar omdat de resten zich onder het aardoppervlak bevinden.

Resten van de stenen fundering van het kleine tempeltje in Aardenburg.

Resten van de stenen fundering van het kleine tempeltje in Aardenburg.

Romeins Aardenburg

Zonder twijfel is Aardenburg de plaats waar in Zeeland de meeste opgravingen hebben plaatsgevonden. Het is de enige plaats in Nederland waar zich nog resten van een groot steunpunt van de Romeinse Noordzeekustverdediging in de bodem bevinden. Drie keer werd hier een militaire versterking gebouwd: rond 170, 190 en 260 na Christus. Van de eerste versterking zijn alleen gebouwresten bewaard gebleven. Van het tweede castellum (fort), dat voorzien was van een aarden verdedigingswal, zijn resten opgegraven van een groot hoofdkwartier en manschapsbarakken. De versterking werd dertig jaar na de aanleg verbouwd; het hoofdkwartier werd uitgebreid, er kwam een kleine tempel en buiten de wal werd een nieuwe verdedigingsgracht gegraven. Dit kamp werd omstreeks het jaar 240 verwoest en verlaten. Ongeveer twintig jaar later werd op dezelfde plaats een nieuw fort gebouwd, nu omgeven door een stenen verdedigingsmuur met ronde torens en een vijftien meter brede natte gracht. Dit fort bleef in gebruik tot ongeveer 290.

Behalve informatie over de militaire versterking leverden opgravingen in Aardenburg ook informatie op over de contacten van de mensen die in dit gebied woonden. Zo werden resten gevonden van kersen, pruimen en walnoten, vruchten die de Romeinen in onze streken introduceerden.

Beeld van Nehalennia, het werd in 1970 en 1971 in delen bij Colijnsplaat opgevist (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

Beeld van Nehalennia, het werd in 1970 en 1971 in delen bij Colijnsplaat opgevist (Rijksmuseum van Oudheden, Leiden).

Handelsnederzettingen

In de Romeinse tijd lag er in de buurt van het huidige Colijnsplaat een havenplaats, Ganuenta genaamd. De locatie kwam aan het licht toen in 1970 delen van altaren voor de inheemse godin Nehalennia werden opgevist. Ganuenta vormde een schakel in de overzeese handel vanuit Nederland, België en Duitsland naar Engeland en Frankrijk.

De oudste archeologische vondsten uit de vroege middeleeuwen in Zeeland komen van het strandgebied tussen Domburg en Oostkapelle, bij Westhove en Duinbeek, en verwijzen onder meer naar de handelscontacten die er in dit gebied met andere delen van Europa waren. Er lagen hier verschillende nederzettingen. Sporen ervan en van de bijbehorende begraafplaatsen spoelden soms bloot op het strand. Ze moeten deel hebben uitgemaakt van Walichrum (de naam van het latere Walcheren). Villa Walichrum was vanaf het einde van de zesde eeuw een koninklijk domein, een grote, bloeiende handelsnederzetting en een religieus centrum. De bewoners waren waarschijnlijk Sueven, oorspronkelijk afkomstig uit Noord-Duitsland. De nederzetting bestond, ondanks de plundering door de Vikingen in 837, tot het eind van de tiende eeuw.

Vuursteen, mottes en verdronken land

Er bevinden zich natuurlijk nog veel meer sporen in de Zeeuwse bodem. Stenen werktuigen, veelal vuursteen, uit de steentijd, metalen en aardewerk voorwerpen uit de bronstijd en resten van boerderijen en erven uit de ijzertijd, alsmede een rituele offerkuil uit Grijpskerke (circa 185 voor Christus).

Uit de middeleeuwen resteren in Zeeland nog tientallen aarden heuvels, ‘mottes’, waarop ambachtsheren hun kasteel, in veel gevallen een houten verdedigingstoren, bouwden.

Vliedberg Wemeldinge.

Vliedberg Wemeldinge.

Langs de hele Noordzeekust heeft Zeeland relatief het grootste oppervlak aan verdronken land en de meeste verdronken dorpen. De belangrijkste daarvan is Valkenisse, waarnaar langdurig onderzoek is verricht. Het gaat vooral om dorpen uit de latere middeleeuwen, ruwweg de periode van 1000 tot 1500. De dorpen verdronken tijdens de tientallen vloeden die Zeeland in de loop der eeuwen teisterden. Berucht is de Sint-Felixvloed in 1530, waardoor grote delen van Zeeland overspoelden. Een deel, zoals Noord-Beveland, Sint-Philipsland en het Land van Borsele werden opnieuw ingepolderd. Ander verdronken land bestaat nog als schorren en slikken die bij vloed hooguit gedeeltelijk onderlopen, zoals het Verdronken Land van Saeftinghe.