Een mijnontploffing in 1915

Verhalen Huib Uil

De Eerste Wereldoorlog heeft ook een aantal slachtoffers gekost op Schouwen-Duiveland. Voor de hand liggend is te denken aan het bombardement op Zierikzee in 1917. Een Engelse vliegenier dacht boven Vlaanderen te vliegen. In werkelijkheid bevond hij zich boven Zierikzee waar hij zijn bommen loste. Het kostte drie mensenlevens. Maar in 1915 ontplofte een mijn met vijf dodelijke slachtoffers.

Losgeslagen zeemijn

De Eerste Wereldoorlog bracht een grote omwenteling in de oorlogvoering. De inzet van zo veel materieel en wapentuig was ongekend. Ook mijnen werden ingezet om vijandelijke schepen te treffen. Meermalen sloegen deze zeemijnen los van hun ankers en dreven doelloos rond.

Op 7 januari 1918 ontplofte bij Scharendijke een Engelse zeemijn nadat hij bij het Baken tegen de zeedijk was aangespoeld (Zeeuws Archief, Beeldcollectie Schouwen-Duiveland).

Op 7 januari 1918 ontplofte bij Scharendijke een Engelse zeemijn nadat hij bij het Baken tegen de zeedijk was aangespoeld (Zeeuws Archief, Beeldcollectie Schouwen-Duiveland).

Een dergelijke zeemijn spoelde op dinsdagmorgen 2 maart 1915 tussen acht en negen uur aan op de dijk bij Borrendamme, dichtbij de boerderij van landbouwer J.L. Cashoek. Zijn kinderen zagen het koper en dat leidde tot het plan om de mijn te demonteren. Met een schroefsleutel wisten ze vijf schroeven los te draaien. Marien Cashoek en zijn jongere broer Jan waren er druk mee in de weer. Ze moesten snel handelen want spoedig zou de militaire patrouille komen, die elk uur de dijk inspecteerde. De knecht van hun vader, de 66-jarige Andries van Burgh senior, de zestienjarige broer Simon Cashoek en de twaalfjarige Pieter de Haan, koeienwachter, die dichtbij woonde, trokken aan de staaldraad, die aan de mijn vastzat. De andere twee broers Cashoek duwden de mijn omhoog. Zo werkten ze de zeemijn op de berm van de zeedijk. Plotseling sprong de mijn. Een ontzettende klap volgde, die de ramen in Zierikzee deed trillen.

Hondje

Alle drie broers, de landarbeider en Pieter de Haan moesten dat met de dood bekopen. Hun lichamen werden uit elkaar gereten en waren vrijwel onherkenbaar. Van de twee die de mijn omhoog hadden geduwd, Marien en Jan, 26 en 25 jaar, werd niets teruggevonden. Vermoed werd dat de resten van hun lichamen in de Oosterschelde terecht zijn gekomen. Alleen het hondje, dat ze bij zich hadden, bleef in leven. De Zierikzeesche Nieuwsbode deed de dag erop verslag van de gebeurtenis met als kop: “Ontzettende ramp”. Het verslag sloot af met: “Wij behoeven niet te zeggen, dat zij een algemeene verslagenheid teweeg bracht”.

De Zierikzeesche Nieuwsbode bracht het nieuws in haar editie van 3 maart 1915.

De Zierikzeesche Nieuwsbode bracht het nieuws in haar editie van 3 maart 1915.

De ontploffing bracht veel mensen op de been. Door dienstplichtige militairen van de Landwacht werd het terrein afgezet. Op brancards werden de stoffelijke resten naar de ouderlijke woningen gebracht door soldaten van het Rode Kruis. Het nieuws bereikte ook koningin Wilhelmina die via haar Commissaris de burgemeester verzocht om haar deelneming te betuigen. Burgemeester Van der Vliet ging bij alle getroffen families langs en schreef een uitvoerig verslag waar de koningin om gevraagd had.

Begraven

Op 4 maart werd het lichaam van Van Burgh begraven op de algemene begraafplaats in Zierikzee. De dag daarop volgde het lijk van de twaalfjarige Pieter de Haan. De Gereformeerde predikant Sybesma sprak de diepbedroefde aanwezigen toe. Diezelfde dag, om twaalf uur, volgde de derde rouwstoet met het lichaam van Simon Cashoek, zestien jaar oud. De kist werd gedragen door zes vrienden. Aan het graf sprak de Hervormde predikant J.H. de Roode. De verslagenheid in Zierikzee en op Schouwen-Duiveland was enorm.

Dit verhaal verscheen eerder als column in Wereldregio, 6 maart 2015.