Internering tijdens de Eerste Wereldoorlog

Omdat Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog neutraal was, moesten alle buitenlandse soldaten worden geïnterneerd. Belgische en Duitse militairen vluchtten de grens over naar Nederland. Ook werden vliegeniers geïnterneerd die een noodlanding hadden moeten maken. Dat gebeurde opmerkelijk vaak op het strand van Cadzand.

Belgische, Duitse en Engelse vluchtelingen

Na de Duitse aanval op Antwerpen in oktober 1914 vluchtten ongeveer 35.000 Belgische militairen de grens met Nederland over. In november werd besloten dat de vluchtelingen die niet naar België waren teruggekeerd en niet in hun eigen onderhoud konden voorzien in vluchtoorden zouden worden ondergebracht. Dat jaar begon het al in november te sneeuwen en ’s nachts vroor het. Veel Nederlandse burgers verzetten zich tegen deze maatregelen. Voor de vluchtelingen viel er echter niet veel te kiezen toen burgemeesters de uitkeringen die de Belgen kregen buiten de vluchtoorden staakten.

Gewonde Belgische militairen voor het hospitaal van de Achtergracht in Middelburg. Prentbriefkaart uit periode 1914-1918 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Gewonde Belgische militairen voor het hospitaal van de Achtergracht in Middelburg. Prentbriefkaart uit periode 1914-1918 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Er kwamen niet alleen Belgische militairen naar Nederland. Toen België eenmaal bezet was, waren er ook Duitse soldaten die niet langer aan het front wilden vechten. Zodra ze bij de grens kwamen, vluchtten ze naar Nederland. Ook stortten vliegeniers neer en strandden er schepen op de Nederlandse kust. De Duitse en Engelse bemanningsleden werden opgepakt en geïnterneerd, totdat de oorlog was afgelopen.

Gewonde Belgische militair leest de Middelburgsche Courant bij het ziekenhuis aan de Achtergracht in Middelburg. Prentbriefkaart, 1914-1918 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Gewonde Belgische militair leest de Middelburgsche Courant bij het ziekenhuis aan de Achtergracht in Middelburg. Prentbriefkaart, 1914-1918 (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Hierna volgen twee voorbeelden van dergelijke gebeurtenissen. Een van een Nederlandse luitenant die aan de grens werkte en een van een Duitse vliegenier die neerstortte.

Dinsdag, 15 Januari 1918
Zoo juist is ‘n Duitsche schildwacht over de grens gekomen en geïnterneerd – ’n Elzasser van 19 jaar. Hij heeft ’t niet langer kunnen uithouden. Zijn vader vecht aan Franschen kant. Hij aan Duitschen. Waar z‘n familie is: hij weet ’t niet en verlof kan hij niet krijgen. En nu was ’t hem te machtig geworden. Op post aan de grens staande, is hij boven op ‘n paal geklommen en heeft toen – met achterlating van z‘n geweer – den doodelijken sprong over de draad gewaagd. ’t Was hem gelukt en nu is hij hier.

Aan de wacht geven we hem te eten – hij lijkt wel onverzadigbaar en weet niet wat hij proeft. Hij heeft ’t in den laatsten tijd dan ook zoo slecht gehad – waar zou de Duitscher het voedsel ook vandaan moeten halen!
Aan de grens tref ik den Duitschen wachtcommandant. Hij heeft zoo juist de post verlaten gevonden en is razend. ‘Sie hätten ihn tot schiesen sollen.’ Dat heb ik dezen armen soldaat – hij is toch eigenlijk nog ‘n kind dat niet weet waar het ‘t zoeken moet – maar niet gedaan. Maar ik heb hem doorgezonden naar Oostburg. Vandaar gaat hij dan naar het interneeringskamp.

Citaten uit: J.G. Imhof, Mobilisatieherinneringen; met de compagnie te velde, 1914 -1919, Utrecht, circa 1955. Imhof was tijdens de oorlog luitenant in Zeeuws-Vlaanderen.

De grensovergang bij Koewacht op een prentbriefkaart (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata). Zeker voor de grenswachters zelf was het vrij eenvoudig hier de grens over te steken. Later in de oorlog werden de versperringen veel zwaarder.

De grensovergang bij Koewacht op een prentbriefkaart (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata). Zeker voor de grenswachters zelf was het vrij eenvoudig hier de grens over te steken. Later in de oorlog werden de versperringen veel zwaarder.

De vliegtuigfabriek van Cadzand

Op 20 augustus 1914 landde bij Oostburg in Zeeuws-Vlaanderen een eenmotorige Taube. Dit Duitse toestel werd gevlogen door luitenant Hans Hesse. Hij was vanuit Luik opgestegen en maakte via Namen een verkenningsvlucht. Bij Oostende kreeg hij motorstoring en was hij gedwongen een noodlanding te maken. Hesse werd gevangengenomen door militairen van de grenswacht en de marechaussee. Het was het eerste vliegtuig dat in Nederland landde.

De Albatros Taube A29/13, een verkenningsvliegtuig van de Duitse Luftwaffe, werd op 20 augustus 1914 bij Oostburg aan de grond gezet (ZB, Beeldbank Zeeland).

De Albatros Taube A29/13, een verkenningsvliegtuig van de Duitse Luftwaffe, werd op 20 augustus 1914 bij Oostburg aan de grond gezet (ZB, Beeldbank Zeeland).

Na dit vliegtuig volgden er nog vele andere. In Zeeland strandden op deze of andere wijze tijdens de oorlog in totaal 66 toestellen. Na de Taube volgden in december nog een Britse Farman, in januari 1915 een Franse Morane Saulnier en in februari een Franse Voisin.

Omdat veel piloten niet in vijandelijke handen wilden vallen, maakten ze een noodlanding in Zeeuws-Vlaanderen, vaak op het strand bij Cadzand. De luchtvaartafdeling haalde ze daar met een soort dieplader op om ze naar Soesterberg te brengen. Gezien het aantal vliegtuigen dat uit Zeeuws-Vlaanderen naar Soesterberg kwam, sprak het personeel daar van ‘de fabriek van Cadzand’.

Literatuur

André Bauwens en Miranda Haak, Bange jaren; Zeeuws-Vlaanderen en de Eerste Wereldoorlog, Aardenburg 2014.
Jules Braat, ‘Route will be Folkestone-Flushing’; uitwisseling van krijgsgevangenen tijdens WO I, in: Den Spiegel 19 (2001) 2, 4-9.
Jules Braat, De lotgevallen van de UB30; Duitse onderzeeboot strandt op de Walcherse kust in 1917, in: De Wete 30 (2001) 4, 24-32.
A.F. Franken, Geïnterneerde vliegtuigen op Walcheren, in: Den Spiegel 15 (1997) 4, 10-14.
Evelyn de Roodt, Oorlogsgasten; vluchtelingen en krijgsgevangenen in Nederland tijdens de Eerste Wereldoorlog, Zaltbommel 1999.