Wilgen in Zeeland
Zeeuwse bomen en struikenWilgen zijn soorten die van nature in natte biotopen leven en zijn in ecologisch opzicht een paradijs. De bekendste van alle wilgen is wel de knotwilg alleen is dit geen soort maar een beheersvorm.
Wilgen horen bij Zeeland
Wilgen kunnen erg goed tegen een hoge grondwaterstand of zelfs tegen langdurige overstroming. Daarom komen ze van oudsher talrijk voor in west Nederland en dus ook in Zeeland. De wilgen komen ook al vele duizenden jaren in deze streek voor, wat maakt dat er veel soorten organismen zich aan de wilgen hebben aangepast. In ecologische zin zijn ze daarom erg waardevol. In het vroege voorjaar zijn er talloze insecten die zich aan de bloeiende katjes tegoed doen. In de stam van oude wilgen leven hele bataljons aan houtkevers, boktorren, houtwespen en larven van vlinders. Deze dieren zijn dan weer een bron van voedsel voor vogels als spechten en mezen. De talrijke holten die vaak in de oudere stammen te vinden zijn, zijn ideaal voor holenbroeders of vleermuizen. De voedselrijke schors biedt een ideaal vestigingsklimaat voor mossen en korstmossen. En ook vele paddenstoelen hebben een symbiotische relatie met wilgen, of verteren het dode of levende hout.
Veel soorten
Wilgen zijn er in vele soorten en maten. Er zijn wel 10 soorten inheemse wilgen, daarnaast zijn er nog wat exoten en cultuurvormen die je regelmatig in het landschap tegenkomt. We beperken ons tot de in het landschap veel gebruikte soorten. Bomen die een monumentaal karakter kunnen hebben zijn schietwilg, kraakwilg en treurwilg. Middelgrote soorten zijn: boswilg, grauwe wilg, bittere wilg en katwilg. De geoorde wilg behoort tot de kleintjes. De knotwilg wordt ook vaak als wilgensoort genoemd, maar dat is eigenlijk onjuist. Het geeft aan dat de wilg geknot is, dus het betreft een aanduiding van de snoeivorm. Er zijn verschillende wilgensoorten die geknot kunnen worden, maar meestal betreft het de schietwilg. Overigens is er nog een ander wijdverbreid misverstand. Zo denken velen dat alleen de katwilg mooie katjes maakt. In werkelijkheid hebben alle wilgen katjes, waarvan alleen die van de grotere soorten minder opvallen. Dat komt omdat die wat slanker zijn en meestal veel hoger aan de boom zitten.
Gebruik in het landschap
Het meest bekend zijn de wilgen toch als de knotboom, die overal in Zeeland te vinden is. Het meest geschikt zijn de wilde vormen van de schietwilg, kraakwilg of de kruising van de twee: de bindwilg. Soms zijn ook cultuurvormen geliefd zoals bijvoorbeeld de ‘Chermesina’ of de ‘Vitellina’, met hun respectievelijk fel rode twijgen en gele twijgen. Eigenlijk horen deze cultivars echter eerder in tuinen en aan de rand van dorpen en steden thuis, in plaats van midden in het polderlandschap. Als haagsoorten zijn vooral de kleinere soorten geschikt, zoals geoorde en grauwe wilg. In de randen van bosjes kunnen ook soorten als bos-, grauwe- amandel- en bittere wilg een plekje krijgen. Als solitaire boom op bijvoorbeeld erven zie je af en toe ook wilgen, het gaat dan bijna altijd om schietwilgen of treurwilgen.
De treurwilg
Deze forse en snelle groeier met zijn kenmerkende treurende silhouet en geel gekleurde twijgen is bij veel mensen geliefd. De boom wordt formidabel groot. Vaak wordt zo’n boom aangeplant bij een waterkant of poel. Toch zijn er bij deze boom soms wat gemengde gevoelens. In de eerste plaats is het een uitheemse boom, waardoor de boom slechts een geringe ecologische waarde heeft. Een praktisch bezwaar waar we vaak tegenaan lopen is dat deze bomen vaak erg dicht op de waterkant geplant worden. Deze bomen worden vervolgens zo groot, dat ze de poel meestal voor een flink deel in de schaduw zetten, waarbij er jaarlijks ook nog een hele karrenvracht aan bladeren en takken in de poel valt. En dat heeft uiteraard een sterk negatief effect op de waterkwaliteit. Critici spreken daarom wel eens wat plagerig over de terreurwilg.