Canadapopulier

Kampioen van de Zeeuwse klei

Sinds lange tijd is de populier een belangrijke en dominant aanwezige boomsoort voor Zeeland. Er is dan ook veel fantasie nodig om Zeeland zonder populieren voor te stellen. De boom is door middel van stek gemakkelijk en goedkoop te vermeerderen, groeit prima op de Zeeuwse bodems, levert bruikbaar hout en verdraagt ook nog eens goed zeewind.

Markante groep oude canadapopulieren in een weiland bij het Gat van Pinte te Zaamslag.

Markante groep oude canadapopulieren in een weiland bij het Gat van Pinte te Zaamslag.

Minder populair

Logisch dat boeren deze boom vroeger veel aanplantten. Op het erf, in de wei, in houtkanten maar vooral ook op de dijken. De boer kon het hout goed gebruiken en was zo ook verzekerd van een appeltje voor de dorst. De intrede van de iepziekte tussen 1910 en 1930 zorgde voor een massale sterfte van iepen. De canadapopulier was de belangrijkste vervanger, kreeg zodoende een nog prominentere rol en werd een belangrijke pijler van ons cultuurlandschap.

Kruising populieren

Canadapopulieren zijn ontstaan uit kruisingen tussen de inheemse zwarte populier en de verwante  Amerikaanse populier. Na introductie van de Amerikaanse populier in 1705 ontstonden de eerste spontane kruisingen. In 1775 wordt de kloon ‘Serotina’ voor het eerst beschreven en komt ze via België naar Nederland. Wat later ziet ook de kloon ‘Marilandica’ het levenslicht. De nieuwkomers overtreffen beide ouders in groeikracht en bezitten enkele gunstige eigenschappen waardoor ze al gauw meer aangeplant worden dan de inheemse zwarte populier.

'Serotina' populier met kenmerkende ronde kroonvorm.

‘Serotina’ populier met kenmerkende ronde kroonvorm.

Oude versus nieuwe klonen

Een kloon is een variëteit, ontstaan door vegetatieve vermeerdering. Alle nakomelingen bezitten exact dezelfde eigenschappen. Vanwege de grote vraag naar populieren met ‘betere’ eigenschappen is men doorgegaan met kruisen en kwamen er veel nieuwe klonen in de handel. Bij selectie lette men vooral op een snelle groei, rechte en opgaande groeiwijze en ziekteresistentie. Door deze criteria lijken de nieuwe canadapopulieren dan ook steeds meer op elkaar. Aantrekkelijk voor wegbeheerders en houtproductie maar vanwege uniformiteit minder interessant voor het landschap. In tegenstelling tot de nieuwe klonen vertonen de oude juist een veel meer eigen karakteristieke kroonvorm. Doordat de oude klonen al geruime tijd veel minder of niet meer worden aangeplant dreigen ze zonder ingrijpen op termijn uit het landschap te verdwijnen. Hoewel begrijpelijk dat in veel gevallen de keuze op een van de nieuwe klonen zal vallen, zijn er voldoende situaties denkbaar waarbij een plantkeuze uit een van de oude klonen beter is. Vooral op standplaatsen waar ze de ruimte krijgen om volledig te kunnen uitgroeien als solitair of in klein groepsverband. Denk daarbij aan weilanden, houtkanten, grote erven, landgoederen etc.

'Marilandica' populieren aan de Damsche vaart in Sluis. Kroonvorm is sterk asymmetrisch, stam en takken zijn hoekig.

‘Marilandica’ populieren aan de Damsche vaart in Sluis. Kroonvorm is sterk asymmetrisch, stam en takken zijn hoekig.

De drie oudjes

‘Serotina’ heeft op volwassen leeftijd een kenmerkende zeer grote ronde en open kroon. Vanuit onder de kroon lopen enkele zware, sterk omhoog buigende takken tot de top door. Door het ontbreken van kortloten wordt het open karakter versterkt. Lange tijd was dit de samen met ‘Marilandica’ de meest algemene populier in Zeeland. ‘Serotina’ loopt inmiddels sterk in aantal terug en zonder nieuwe aanplant zal ze op termijn uit het landschap verdwijnen.

‘Marilandica’ is een natuurlijke kruising tussen de zwarte populier en ‘Serotina’. Volwassen bomen hebben een zeer uitgesproken vorm: per takkrans is er één tak opvallend zwaar ontwikkeld. Deze groeien uit tot enkele zeer zware zijtakken die in de windrichting  geplaatst zijn. Doordat het hier gaat om een terugkruising met zwarte populier heeft deze canada het hoogste percentage inheems bloed en toont er veel gelijkenis mee. ‘Marilandica’ is nog steeds in de handel en wordt zo hier en daar nog aangeplant. In Sluis staat langst de Damsche Vaart een bekende rij bomen die ruim over de 100 jaar is en nog steeds in redelijke goede conditie verkeert. Deze beplanting is van ongekende schoonheid, een kroonjuweel in het landschap. Het heeft de lokale wegbeheerders geïnspireerd en in de buurt van Sluis kom je nu op diverse plaatsen jonge aanplant van ‘Marilandica’ tegen. Veel oude knotpopulieren in Zeeuws-Vlaanderen zijn overigens ook ‘Marilandica’s.

‘Forndorf’ is de vrouwelijk vorm van ‘Serotina’ met een al even machtige maar meer kegelvormige kroon. Haar grote hoeveelheid zaadpluisjes kan het in de zomer al doen sneeuwen. Deze kloon is van de drie het minst algemeen.

‘Zeeland/Robusta’
Als vervanger van de bovengenoemde oudjes werd deze kloon in de jaren 70, 80 en 90 zeer veel aangeplant. Was jaren de standaard, nieuwkomers moesten een snellere groei hebben dan deze kloon om een kans te maken op selectie. Een sterke betrouwbare en snel groeiende boom maar met weinig eigen ‘karakter’. Wordt in mindere mate nog steeds aangeplant.

Tabel voorkomende populieren klonen.

Tabel voorkomende populieren klonen.

'Marilandica' populier als knot.

‘Marilandica’ populier als knot.

Ecologie

Omdat de canadapopulier maar voor de helft inheems bloed heeft, hoort ze eigenlijk niet thuis in onze natuurlijke bostypen of natuurgebieden. Voor landschappelijke beplantingen hanteren we andere criteria en in tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt leveren populieren wel degelijk een aanzienlijke bijdrage aan de biodiversiteit. In verschillende onderzoeken naar insecten die enkel op de populier leven zijn ongeveer 100 soorten geteld. De populier staat hiermee zelfs op de zevende plaats van alle boomsoorten. Insecten vormen op hun beurt weer het voedsel voor veel vogel- en andere diersoorten. Populieren kunnen in goede omstandigheden makkelijk over de 100 jaar worden. Vooral oudere bomen krijgen veel holtes en zijn daardoor waardevol voor veel holenbroeders.

Geschreven door: Johan Calle, Stichting Landschapsbeheer Zeeland.