Verdronken Sinte Philipslandt: verspoeld en bedekt door de Deltawerken
Van alle verdronken dorpen in Zeeland heeft dit dorp wel het kortst bestaan: maximaal 45 jaar. In 1487 zijn de schorren van de 520 hectare grote polder Sinte Philipslandt bedijkt op initiatief van Anna van Bourgondië. Deze bepaalde, naast de naam van de polder, die waarschijnlijk ook de naam van het dorp was, de instelling van een polderbestuur en een rechtbank. Voor het dorp werd een gebied van zes gemeten land (2,34 hectare) aangewezen, aan de zuidzijde van het nieuw ontstane eiland. Daarin stond de Sint-Philipskerk met het omliggende kerkhof.
Overstroming en herdijking
Nadat in 1502 al een inlaagdijk was aangelegd, overstroomde de polder voor de eerste maal in 1511. In 1530 bezweken de dijken voor een tweede maal op Sint Felix quade saterdach. Bij het herstel werd toen een deel van de polder buitengedijkt, maar het was slechts voor korte tijd. Na de stormvloed van 2 november 1532 werd het hele eiland inclusief het dorp door zijn bewoners verlaten. Ruim honderd jaar lang bleef dit vervolgens als een onbedijkt schorreneiland liggen, tot het in 1645 opnieuw is bedijkt. Een nieuw dorp (het huidige) werd aangelegd in de zuidoosthoek van het eiland, maar niet op dezelfde locatie als het oude dorp.
Afvalkuil
In de jaren twintig van de twintigste eeuw waren nog vele overblijfselen van het dorp in het slik bij de huidige Mosseldam zichtbaar. Sinds 1954 is echter niets meer aan het oppervlak waargenomen. Twee archeologische vindplaatsen vertellen toch nog iets van het dorp. De eerste vindplaats betreft een schelpenpad en de resten van een grote afvalkuil, waaruit in 1954 achttien stuks aardewerk werden verzameld door drie amateurarcheologen. Tien daarvan zijn bewaard gebleven: twee kannen, een bakpan, een bord, vijf kookpotten of grapen, een pispot (?) en een olielamp. Deze vondsten passen uitstekend in de periode van het bestaan van het verdronken dorp. Naast het aardewerk werden dierenbotten, kersenpitten, mosselschelpen en eierschalen aangetroffen.
Kerkhof
Op de tweede vindplaats zijn bij de dijkverzwaring in het kader van de Deltawerken in 1978 aan de zuidzijde van het huidige schiereiland, circa 110 meter ten noorden van de eerste vindplaats, skeletbegravingen en planken van kisten blootgelegd. De resten kwamen te voorschijn op een plaats die nu door de dijk bedekt wordt. Dit is gemeld door onder andere dezelfde amateurarcheoloog, die ook betrokken was bij de vondst uit 1954. Hier wordt de locatie van het kerkhof, en daarmee ook van de Sint-Philipskerk, vermoed. De locatie van de vindplaats komt overeen met de vermelding van de ligging van het ‘oude kerckhof’ op de plaats waar in 1663 de ‘nieuwen dam ende tragel’ wordt aangelegd ‘beginnende van den zeedijck van den dijckagie van Philipslant … aan den zuijt zuijt west zijde van voorzeiden dijck’. Deze aansluiting van de dam is te zien op een oude kaart uit 1668.
Voorstraatdorp of ringstraatdorp
Uit de ligging van de beide vindplaatsen en de afstand ertussen is op te maken dat het verdronken Sinte Philipslandt een langgerekte vorm had. Het ligt dan ook voor de hand dat het dorp na 1487 is aangelegd in de vorm van een voorstraatdorp of ringstraatdorp, een in die periode gebruikelijke dorpsaanleg. Ook het huidige Sint Philipsland is een ringstraatdorp. Hierbij is de belangrijkste straat, de Voorstraat, loodrecht op de polderdijk aangelegd. Het is heel wel mogelijk dat Sinte Philipslandt zelfs volgens hetzelfde plan is aangelegd als het slechts enkele jaren oudere Sint-Annaland op Tholen. Immers, ook hier vond de bedijking van het gebied plaats onder auspiciën van dezelfde Anna van Bourgondië, wier schutsheilige Sint Anna ook nog in de naam van het dorp werd weergegeven. In een dergelijke dorpsvorm is een grote afstand tussen de bewoning aan de dijk en de kerk met kerkhof aan het andere einde van de voorstraat goed te verklaren.
Haven
Vermoedelijk heeft Sinte Philipslandt aan de zuidelijke zeezijde van het dorp een haven gehad. In de bronnen is daarvan niets bekend, maar op oude kaarten, onder andere de hier afgebeelde, is daar wel een aanwijzing voor te vinden. Direct bij de locatie van het oude kerkhof is namelijk een kleine kreek zichtbaar die op de andere kaarten nog door het buitendijkse slik of schor naar het zuiden doorloopt, naar de Mosselkreek, langs de dan grotendeels buitengedijkte resten van het oude dorp. Deze kreek zou de aanwijzing kunnen zijn voor het bestaan van een haven.
Zwakke schakel
Het is immers zeer wel mogelijk dat bij de opeenvolgende vloeden ook overstroming heeft plaatsgevonden via de haven, die meestal de zwakste schakel vormde in de zeewering. Dat is ook nog gebleken bij de jongste ramp in 1953 in onder andere Goedereede, Kortgene, Stavenisse, Vlissingen en Zierikzee. Het is niet ondenkbaar dat de afgebeelde kreek is ontstaan als inbraakgeul ter plaatse van de haven van Sinte Philipslandt.
Literatuur
R.M. van Dierendonck, m.m.v. H. Hendrikse, Verdronken dorpen in Zeeland (2). Op zoek naar Sinte Philipslandt; archeologisch onderzoek in het kader van het project Verdronken Dorpen, in: Zeeland 13 (2004) 2, 45-59.
R.M. van Dierendonck, m.m.v. H. Hendrikse, Sinte Philipslandt: ‘vage overblijfselen van het verongelukte dorp’, in: Cronicke van den lande van Philippuslandt 4 (2004) 2, 238-251.
Robert M. van Dierendonck, Jan J.B. Kuipers, Hans Jongepier en Dicky de Koning-Kastelijn, m.m.v. Leida C.J. Goldschmitz-Wielinga en Henk Hendrikse, Littekens van landverlies, in: M. Hemminga (red.) Deltalandschap, natuur en landschap van Zuidwest-Nederland in historisch perspectief, Heinkenszand 2004, 111-145.
Jan J.B. Kuipers (eindred.), Sluimerend in slik; verdronken dorpen en verdronken land in zuidwest Nederland, Middelburg/Vlissingen 2004.