Het Zeeuwse scheuteldoek en varianten

Verhalen Erfgoed Zeeland

Voor Vlamingen is schotel- of scheuteldoek nog altijd het meest gewone dialectwoord om de vaatdoek te benoemen. Ook in Zeeland en Brabant is het nog bekend. Het woord was vroeger bekend in heel Zeeland, maar wordt de laatste decennia onder invloed van de standaardtaal vaak vervangen door vaatdoek.

Gebruik jij het woord scheuteldoek nog?

Gebruik jij het woord scheuteldoek nog?

Herkomst

Schoteldoek is een samenstelling van schotel en doek. Schotel wordt in Zeeland meestal als scheutel of schuttel uitgesproken. Dat geldt voor vele woorden die in het Nederlands een oo hebben. Denk aan molen, boter, zomer, wonen. Over het tweede deel doek valt niet zoveel te vertellen, het is een lap stof die gebruikt wordt om iets schoon te maken, af te vegen, enz. In het geval van de scheuteldoek dient de doek om de schotels te drogen. Schotel is afgeleid van het Latijnse scutella of scutula, dat ondiepe schaal betekent. Het zou ook verwant zijn met scutum dat ‘schild’ betekent. Oorspronkelijk zal het dus ook de benaming geweest zijn van een leren schotelvormig voorwerp.

Kustgermaanse vormen

De u en eu-vormen waar in het Nederlands een oo staat, vinden we in Vlaanderen, Zeeland en Holland, het zijn Kustgermaanse vormen (zie hiervoor het verhaal Spreken Zeeuwen Ingveoons?).  Het woord schotel/scheutel/schuttel zou al heel vroeg overgenomen zijn in het Nederlandse taalgebied, samen met andere keukenwoorden zoals ketel en pan.

Scheuteldoek in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten.

Scheuteldoek in het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten.

Vaatdoek of andere doek?

Het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten merkt op dat de scheuteldoek vroeger niet gebruikt werd voor het drogen van het vaatwerk, maar wel voor het opnemen van wat op tafel of op het aanrecht gemorst werd. Tot het eerste kwart van deze eeuw, zou een dergelijke doek vooral gebruikt zijn als doek die onder of na het eten rondging om de mond en handen af te vegen. Dat is ook de uitleg die gegeven wordt bij omloper. Het woord was halverwege de vorige eeuw al verouderd. Het werd nog opgegeven in Oost-Souburg en Dirksland. In Domburg werd hiervoor omloop gebruikt.

Varianten

Naast scheuteldoek, omloper of omloop is ook nog een ander dialectwoord voor vaatdoek bekend. Op Walcheren heet de doek fuil of fuile. Meestal gaat het dan om een vuile, versleten vaatdoek. Het is een variant van feil, dat in het Nederlands gebruikt werd voor dweil of grove opneemdoek. Volgens Debrabandere zouden feil en fuil afkomstig zijn van een Oudfrans woord veil, voil, dat zelf afgeleid is van het Latijnse velum, dat ‘zeil, sluier’ betekent.

En nog meer schoteldoeken

Slappe koffie krijgt heel wat beeldrijke namen. Een ervan is scheuteldoekwater, dat ook in Zeeland gebruikt wordt om slappe koffie te benoemen. Iemand kan zich ook zo slap (of slop) voelen als een scheuteldoek. Als iemand heel bleek is in Sint-Maartensdijk of Middelharnis, zegt men dat ze een kleur heeft als een vule schutteldoek. Als je iemand gebruikt als een scheuteldoek, dan gebruik je iemand als voetveeg. Het is duidelijk dat de schoteldoek geen goede reputatie heeft.

De schoteldoek komt ook voor in een rijmpje dat naar aanleiding van Sint-Maarten gebruikt wordt. Het is bekend in Baarland.
Sinte Maerten,
De kolvers draege staerten,
De koeien draege ‘orens,
De kerken draege torens,
De torens draege klokken.
De misies (meisies) draege rokken,
De jongens draege broeken,
Az ouwe scheuteldoeken.

Bronnen

www.etymologiebank.nl
www.woordenbank.be
www.zeeuwsewoordenbank.nl