Het Zeeuwse kakkernisje en varianten

Verhalen Erfgoed Zeeland

Het woord kakkernisje klinkt voor heel wat Zeeuwen als een typisch Zeeuws woord. Zeeuwen spreken nogal wat e-klanken uit als i en laten een tussenklank als de t gemakkelijk vallen. Dit nisje is dus eigenlijk een nestje. Als we het woord vernederlandsen, krijgen we de vorm kakkernestje, een woord dat ruimer verspreid is dan alleen maar in Zeeland. Waar komt dit woord vandaan?

Varianten

Er bestaan in ons taalgebied heel wat varianten van kakkernestje: kakkenest, kakkernest, kakenest, kakernest, kakelnest (met de verschillende uitspraken van a, aa en e als extra-varianten). Kiliaan, een woordenboekschrijver uit de 16de eeuw, vermeldt kaggenest. Meestal wordt het woord als verkleinwoord gebruikt: kakkernestje, kaggernestje. Het woord bestaat ook in het Hoogduits (gackenest, gakelnest) en in het Duits gakenest, kakenest. Ze betekenen alle ‘het jongste vogeltje in een nest’. Vergelijkbare benamingen in andere streken zijn bijvoorbeeld het Gelderse kakaard en kakkerd.

Verband met kakken of kaal?

De hier boven genoemde vormen doen het vermoeden rijzen dat er een verband is met kakken en het nestkuikentje dus als een nestbevuilertje wordt beschouwd. Toch schijnt de verklaring van kak(k)enest niet hierin te moeten worden gezocht, want een aantal vormen als kagge(r)nest wordt op die manier niet opgehelderd. Ook verwantschap met het Hoogduitse kack, Limburgs kag en kak met de betekenis ‘kaal, gezegd van vogels; nog niet vlug, piepjong’ ligt niet voor de hand. Niet alleen het jongste vogeltje, het nestkuiken, is kaal, alle jonge vogels zijn eerst kaal.

Niet enkel vogels

Het woord is niet enkel van toepassing op vogels. In Zeeland wordt het zoals blijkt het Woordenboek der Zeeuwse dialecten vooral gebruikt voor het jongste biggetje. Bij overdracht is kakkernestje ook het laatstgeboren kind in een gezin geworden, en zelfs verder geëvolueerd naar het positieve ‘troetelkindje’. Het wordt in Zeeland ook gebruikt om een klein persoon aan te duiden. De betekenis ‘nakomertje’ zorgde tegelijk ook voor de iets negatievere betekenis ‘achterblijver, sukkel’.

Kakkernisje wordt in Zeeland onder andere gebruikt om het kleinste biggetje van een worp te benoemen (foto: collectie Woordenboek van de Vlaamse Dialecten).

Kakkernisje wordt in Zeeland onder andere gebruikt om het kleinste biggetje van een worp te benoemen (foto: collectie Woordenboek van de Vlaamse Dialecten).

Andere woorden in Zeeland

Voor iemand die klein is, hoor je in Zeeland ook nog kneedolletje of kriel(h)oen. Voor een nakomertje wordt achterankommertje gebruikt. Braamschietertje (braamschijtertje) wordt gebruikt om het laatste, meestal zwak, kindje te benoemen. Vergelijkbaar is nistschietertje (nestschijtertje). Ook ’t keuniengkje wordt wel eens gebruikt om de kleinste van het gezin een naam te geven.  En verder zijn potteschrapper, potteschrabber en rollesluiter niet onbekend om de kleinste of jongste te benoemen.

Bronnen

F. Debrabandere, Oost-Vlaams en Zeeuws-Vlaams Etymologisch Woordenboek, Amsterdam 2005.
F. Debrabandere, Zeeuws Etymologisch Woordenboek, Amsterdam 2007.
www.etymologiebank.nl
CLARIN Portal INT (Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal)
www.zeeuwsewoordenbank.nl (Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en Supplement)