Vazzetjes

Doddig

Taalkundigen zijn er niet helemaal zeker van of de naam van de dodaars en die van de uitgestorven dodo dezelfde oorsprong hebben. Zeker is dat beide vogels een achterlijf hebben dat gekenmerkt wordt door een fikse pluk donzige veren. De oorspronkelijke naam van de dodaars is niet zoals we tegenwoordig uitspreken do-daars, maar dod-aars. Het achterlijf van dit kleine watervogeltje is bedekt met donzige (doddige) veren en je zou de Nederlandse naam kunnen vertalen met ‘dons-kontje’.

Duikende graspol

Ook de bekende Zeeuwse naam heeft betrekking op het met uiteen staande veren bedekte achterlijf. De naam vazzetje betekent ‘graspol’ en verwijst naar de onmiskenbare gelijkenis van het achterlijf met zo’n graspol.

Wat minder fantasierijk is de naam dukelaertje of dukeloentje. Dodaarzen duiken bij het minste of geringste gevaar onder water. Vaak komen ze boven bij de oever, als het even kan tussen de oevervegetatie of tussen de waterplanten. De waarnemer die niet erg goed oplet ziet de ondergedoken vogel dan niet meer terug.

Aegelzakje

In Midden-Zeeland staat de dodaars bekend onder de naam kleine aegelzak. Dat heeft te maken met het oude gebruik om de huid van een geschoten dodaars te looien en er zakjes voor de hagel van de jachtpatronen van te maken.

Algemeen in Zeeland

De vele streeknamen wijzen er al op dat het hier niet om een zeldzame vogel gaat. De dodaars is het hele jaar door in Zeeland te vinden; in de zomer vooral op zoete plassen als welen en kreken en zelfs in stadsparken. In de winter verblijft de dodaars vooral graag op zoute kanalen en op grote kreken die niet al te snel dichtvriezen. Ons dukelaertje komt tenslotte vooral duikend aan de kost.

Bron

ZEEUWSLANDSCHAP 24 (2008) 1