Het Zeeuwse poelepetaan en varianten

Verhalen Erfgoed Zeeland

Een poelepetaan, uitgesproken als poelepetaone, is een parelhoen. Het parelhoen is een hoenderachtige vogel, die oorspronkelijk uit Afrika komt en een beetje op de kip lijkt. Het parelhoen heeft een kale kop met lellen en witte stippen op zijn verenkleed. Het dier wordt vaak als siervogel op bijvoorbeeld kinderboerderijen gehouden, maar wordt ook gefokt voor zijn vlees.

Poelepetanen en poelepetaten zijn Zeeuwse dialectwoorden voor het parelhoen.

Poelepetanen en poelepetaten zijn Zeeuwse dialectwoorden voor het parelhoen.

Poelepetaan en varianten

Het woord is bekend in heel Zeeland, maar kan heel wat variatie opleveren naast poelepetaene of poelepetaone. In het Land van Hulst zegt men poelepitaon, in Westdorpe is pielepetaon opgetekend. Datzelfde woord is ook te vinden in het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten voor Zuiddorp, Koewacht en Ter Hole. In Achthuizen hebben ze het over een pullepetaon en hier en daar verspreid komt poelepetaote voor. Deze laatste vorm poelepetaat is ook bekend in andere dialecten en zelfs in het Afrikaans.

Waar komt het woord vandaan?

Poelepetaan en zijn varianten zijn afgeleid van poule pintade. Poule pintade is samengesteld uit poule en uit pintade. Poule ‘kip’ is afgeleid van het Latijnse pullus ‘kuiken’. Pintade moeten we zoeken in het Portugees of Spaans. Sommigen vermoeden wortels in het Portugese pintada, dat zoveel betekent als geschilderd. Hetzelfde geldt voor het Spaanse pintado. Beide vormen gaan terug op oudere vormen in het Latijn, met dezelfde betekenis. De naam kan dus worden verklaard door de gespikkelde veren. De uitgang -aan, -ane in poelepetaone, poelepetaen is er gekomen door de vergelijking met haan, hane ‘haan’ of aande ‘eend’ . In sommige West-Vlaamse en Zeeuwse dialecten werd pintade dus door volksetymologie pintaande ‘gepinte eend’ of pinthane ‘gepinte haan’.

Het parelhoen (Onze vogels in huis en tuin, 1896).

Het parelhoen (Onze vogels in huis en tuin, 1896).

Andere benamingen

Ook zageslijper (zaege- of zaogeslieper) wordt op Schouwen-Duiveland en in Schoondijke gebruikt als naam voor het parelhoen. In Westdorpe hoor je hetzelfde woord maar met een éé-uitspraak: zaogeslèèpere. Het benoemingsmotief zou het krassende geluid van de parelhoen moeten zijn. In Achthuizen noemt het dier een ketelkrauwer. Krauwen is ‘krabben’. Ook het standaardtaalwoord parelhoen is her en der al te horen.

Bronnen

F. Debrabandere, Zeeuws etymologisch woordenboek, Amsterdam 2007.
etymologiebank.nl
woordenbank.be
CLARIN Portal INT (Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal)
zeeuwsewoordenbank.nl (Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en Supplement)
T. De Pauw, J. Van Keymeulen, V. Van Den Heede, Woordenboek van de Vlaamse Dialecten; algemene woordenschat, afl. 2: Land- en Waterfauna, Tongeren, Michiels, 1999.