Het Zeeuwse broekomstulen en varianten

Verhalen Erfgoed Zeeland

Duizendschoon wordt in Zeeland broekomstulen genoemd. In 2004 werd het in verschillende varianten opgegeven in de dialectwedstrijd voor het mooiste of meest typische Zeeuwse woord. Maar waar komt dit woord vandaan?

broekomstulen

Varianten

Broekomstulen (duizendschoon) heeft volgens het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten (WZD) nogal wat nevenvarianten: brukomstulen, broekomstelen, broekomstoelen, brukomstelen, pruuk-om-stelen. Het woord is in die diverse varianten bekend in heel Zeeland.

Waar komt het woord vandaan?

Broekomstulen en hun varianten lijken op het eerste gezicht wat onverklaarbare woorden. De herkomst van het woord ligt echter minder ver dan we vermoeden. Het betekent eigenlijk zoveel als ‘bruidegomsboeket, bruidegomstuil’. De oorspronkelijke onderdelen van het woord zijn dus broekom, dat ‘bruidegom’ betekent en tuul (in het Nederlands tuil), dat ‘boeket’ betekent. Omdat men het woord broekom+ s + tulen niet goed meer begreep, werd het eerst geïnterpreteerd als broekom + stulen. Stulen was onduidelijk in de samenstelling en het werd vervangen door stelen, dat men kende voor ‘stengels’. Vandaar dus broekomstelen. De verdere vervorming naar prukomstelen staat al verder van het oorspronkelijke woord vandaan.  Het is een duidelijk voorbeeld van volksetymologie – men herkent het woord niet meer en vervangt het door een ander woord waar wel herkenbare delen in te vinden zijn, nl. pruuk ‘pruik’ om te stelen.

Broekomstulen of boerenpronkers bij Poppekerke (foto A.P. de Klerk).

Broekomstulen of boerenpronkers bij Poppekerke (foto A.P. de Klerk).

Andere namen

Een andere naam voor deze plant is boerenproenkers (ook bekend in Zuid-Holland) of proenkers. De bloemen staan als het ware te pronken (op het boerenerf). Op Goeree-Overflakkee en op Schouwen-Duiveland groeien ook sissen. Verder wordt ook de gewonere naam trosblommen (in Oost- en Zeeuws-Vlaanderen) wel eens gehoord voor duizendschoon. De uiterlijke kenmerken zullen in deze gevallen doorslaggevend geweest zijn voor de benaming: bloemen in trosvorm, die vaak op boerenerven staan te bloeien. Sissen is een buitenbeentje. Dit sissen is immers hetzelfde als sitsen (dat ook in andere bronnen de naam blijkt te zijn voor duizendschoon). Dat verwijst naar een soort kleurrijk bedrukt lichtkleurig katoen. Ook het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten neemt sisje of sitsje op in de betekenis ‘glanskatoenen stof, meestal gebloemd’. Sissen zijn dus felgekleurde bloemen.

Broekomstulen of boerenpronkers op Schouwen-Duiveland (foto Ria Felius).

Broekomstulen of boerenpronkers op Schouwen-Duiveland (foto Ria Felius).

Bronnen

www.etymologiebank.nl
www.woordenbank.be

CLARIN Portal INT (Groot Woordenboek der Nederlandsche Taal)
www.zeeuwsewoordenbank.nl (Woordenboek der Zeeuwse Dialecten en Supplement)