Breskens en de visserij
De geschiedenis van Breskens als landbouw- en vissersdorp komt nergens zo duidelijk samen als op de graansilo in de haven van Breskens. De immense schildering ‘Brood en vis’ door beeldend kunstenaar Johnny Beerens siert het 38 meter hoge gebouw. Daarop afgebeeld staan vijf broden en twee vissen, waarvan er een de beschouwer indringend aan lijkt te kijken. Breskens en de visserij, het lijkt een onbetwist duo.
Eerste vissers in Breskens
Toch speelde de bedrijfstak pas sinds het einde van de negentiende eeuw een rol van betekenis in Breskens. Rond 1800 stelde de Zeeuwse zeevisserij niet veel meer voor, maar ging het met de kustvisserij en de visserij op de Zeeuwse stromen juist iets beter. In die periode komen we in de archieven de eerste visser van Breskens tegen, Pieter Notebaart, die zijn ‘hengste schuyt’ genaamd Pietertje van Breskens no. 13 alleen gebruikte om te vissen.
Waar op andere plaatsen in Zeeland al lange tijd van de kustvisserij werd geprofiteerd, begon de visserij zich in Breskens vanaf 1870 langzaam te ontwikkelen. Daniël Hoogstad voer in 1879 voor het eerst uit met zijn schip Breskens 1. Anderen besloten zijn voorbeeld te volgen. Zodoende groeide de vissersvloot in Breskens uit tot circa achttien schepen aan het einde van de negentiende eeuw. Dit stond nog altijd in schril contrast met bijvoorbeeld de garnalenvissersvloot in Arnemuiden, die uit 63 schepen bestond. De vissers uit Breskens visten op garnalen in de monding van de Westerschelde en in de zee bij Walcheren. De vangst werd meteen in het dorp verkocht of verhandeld.
Visserij bloeit op
Na de Eerste Wereldoorlog nam de vissersvloot in Breskens in omvang en kwaliteit toe. Destijds werden er 25 vissersschepen geregistreerd, die aan 50 gezinnen een bestaan gaven. De visserij beleefde een aantal goede jaren, waarbij de verdiensten groeiden. De vissers konden betere schepen kopen en deze uitrusten met motoren. Breskens ontwikkelde zich tot de belangrijkste aanvoerhaven van garnalen. Deze bloeiperiode kwam ten einde toen de prijzen van de visvangst daalden. Daarop besloot de gemeenteraad van Breskens in 1935 om een gemeentelijke vismijn op te richten, waar alle aangevoerde vis verkocht moest worden. De mijn beschermde de vissers tegen al te grote afhankelijkheid van opkopers en deed de prijzen stijgen.
De Tweede Wereldoorlog verstoorde de visserijsector in heel Zeeland. In Breskens werden de haven en de vissersvloot verwoest. Na de oorlog werden het eveneens verwoeste dorp en de haven weer opgebouwd. In de decennia na de Tweede Wereldoorlog ging de visserijsector in Zeeland achteruit, maar in Breskens was de teruggang gering. Korte tijd bloeide zelfs de haringvisserij vanuit Breskens op. Het dorp had in 1948 nog dertien schepen voor de garnalenvisserij, de grootste van de Zeeuwse garnalenvissersvloot na Arnemuiden met zestien schepen.
In de tweede helft van de twintigste eeuw stond het zoeken naar een balans tussen de economische behoeften van de vissers en de bescherming van het milieu centraal. Door visquota en regelgevingen daalde het aantal vissersschepen en vissers in Zeeland flink. Heden ten dage liggen er nog twee kotters uit Breskens in de haven. In de vismijn worden daarenboven garnalen gemijnd, omdat Breskens een van de weinige plaatsen in Nederland is waar garnalen gezeefd mogen worden. In de haven gonst het daarom nog altijd van bedrijvigheid.
De Kaoje
De bedrijvigheid van vandaag in de haven van Breskens (De Kaoje in de volksmond) ontstond zodoende pas in de negentiende eeuw. Bij het ontstaan van de visserijsector in het dorp was de haven in Breskens niet meer dan een smalle vaargeul met een paalconstructie als aanlegplaats. De vaargeul verzandde echter sterk, waardoor het Spuiplein werd aangewezen als spuikom voor de haven. Dit verminderde de verzanding van de vaargeul aanzienlijk. Tijdens het bombardement op Breskens op 11 september 1944 liepen de haven en het dorp enorme schade op. Na de oorlog werd de haven terug opgebouwd tot het havengebied met de jachthaven zoals we dat vandaag de dag kennen.
In het havengebied ontstond naast de visserij en de handel veel bedrijvigheid, met (ambachtelijke) scheepsnijverheid en andere firma’s. In 1954 nam de coöperatieve aankoopvereniging Landbouwbelang een gloednieuwe graansilo op de kade bij de huidige vissershaven in gebruik. Hierop bracht Johnny Beerens in 1997 zijn muurschildering aan. De visserssteiger uit 1920 had het bombardement overleefd en werd direct na de oorlog weer in gebruik genomen door vissers uit Breskens. Ook deed de traditionele Zeeuwse ‘Klapbank’ zijn intrede in de haven. De kommerenbankjes, zoals ze in Breskens worden genoemd, vormen een plek waar dorpsbewoners elkaar ontmoeten en nieuwtjes uitwisselen. De haven werd daarnaast steeds meer een recreatieve plek met een visserijmuseum, viswinkels en restaurants. In de jaren 1990 ontstond onder de nabestaanden van verdronken vissers de behoefte aan een monument, dat bij de visserssteiger werd geplaatst. Ten slotte is de haven sinds 1953 ook jaarlijks het decor voor het belangrijkste volksfeest van Breskens, de Visserijfeesten.
Momenteel is de haven van Breskens in herontwikkeling. Lees meer over de toekomstplannen voor het havengebied op de website van de gemeente Sluis.
Dit verhaal is een ingekorte versie van het artikel ‘De haven van Breskens in verandering’, dat verscheen in Zeeuws Erfgoed, december 2019, p. 4-7.