Hoeve Van der Meulen

Hoeve Van der Meulen ligt in een van de oudst bewoonde delen van Zeeland. Hij staat symbool voor de grote economische betekenis die de Zeeuwse landbouw in het verleden had. De gerestaureerde boerderij is uniek boerenland erfgoed.

De monumentale hoeve Van der Meulen is volledig gerestaureerd.

De monumentale hoeve Van der Meulen is volledig gerestaureerd.

Het economisch belang van de landbouw in Zeeland was groot. Vanaf de zeventiende eeuw bracht de Zeeuwse tarwe in Holland en Engeland veel geld op. Overigens wisselden goede en slechte jaren elkaar wel af.

Landschap

Hoeve Van der Meulen ligt op een kreekrug die zich uitstrekt van ’s-Heer Abtskerke tot Nisse. Middenin het landschap dat karakteristiek is voor de oude kernen van de Zeeuwse eilanden. De zandige grond is niet al te zwaar om te bewerken en heeft een goede ontwatering. Dat is gunstig voor de akkerbouw. De akkertjes, hollebollige weilanden en heggen domineren hier nog altijd. Even verderop liggen de lagere poelgronden. Daar is het landschap weidser en opener.

Eerste eigenaren

Waarschijnlijk stond er in de middeleeuwen al een houten boerderij op deze plek. De eerste eigenaar die we kennen was Jacob Jacobsz (1589). De boerderij vererfde eeuwenlang in de familie van Willeboord Leendertsz, die in 1596 eigenaar was. Eigenaren van de hoeve in de zeventiende eeuw waren vooraanstaande mannen. Ze waren vaak lid van het dorpsbestuur.

De stenen schuur verving midden jaren dertig de houten schuur (Erfgoed Zeeland).

De stenen schuur verving midden jaren dertig de houten schuur (Erfgoed Zeeland).

Gebouwen

De huidige hoeve dateert uit het begin van de zeventiende eeuw. Het gaat om het oudste boerderijtype dat nog in Zeeland voorkomt. Kenmerkend is dat het huis en de schuur aan elkaar zijn gebouwd. Beide zijn nu van baksteen, maar de schuur was tot 1935/1936 van hout. De open kapschuur aan de westkant van het erf werd na het midden van de twintigste eeuw gebouwd voor machines en de opslag van hooi en stro.

Op het erf staan onder meer een varkenskot en bakkêêt. In de bakkêêt bakten de boerin en meid brood, bereidden ze de warme maaltijd en deden ze de was. De familie at er in de zomermaanden. In de bakkêêt ontving de meid ’s avonds ook haar vrijer. Het brengen van zo’n avondbezoekje werd er ook naar genoemd: bakkêêten.

Het woonhuis met rechts de bakkeet (Erfgoed Zeeland).

Het woonhuis met rechts de bakkeet (Erfgoed Zeeland).

Bij de boerderij zijn ook een moestuin en een boomgaard met hoogstambomen.

Gewassen en vee

Begin achttiende eeuw was Barent Verduijn eigenaar van de hoeve. Hij pachtte er ook grond bij en had een flink bedrijf voor die tijd: zo’n 22 hectare. Aan die grootte zou weinig meer veranderen.

Op het gemengd bedrijf stond de veeteelt in dienst van de akkerbouw. Dat was elders in Zeeland niet anders. Tarwe was het hoofdgewas. De inkomsten daarvan vormden de ruggengraat van het bedrijf. Om uitputting van de grond tegen te gaan, wisselden de boeren de verbouw van tarwe af met andere gewassen: koolzaad, gerst, erwten en bonen. En eenmaal in de vijf tot negen jaar lieten zij het land een seizoen braak liggen.

Nog geen derde van het land was grasland, bedoeld voor de koeien en paarden. Paarden waren nodig om de akkers te bewerken. Koeien waren vooral van belang vanwege de mest. Van de melk bereidde de boerin boter. Die was evenals de melk, het vlees en de eieren hoofdzakelijk bedoeld voor eigen gebruik op de boerderij.

Gerosselde hoeve

Deze boerderij stond bekend als de ‘gerosselde hoeve’. De bijnaam is afgeleid van de rosse kleur van de muren. Dat is nu nog te zien bij de ingang van het woonhuis. Het met roze kalk bestrijken van de buitenmuren was in de Zak van Zuid-Beveland enige tijd gewoonte bij rooms-katholieke boeren. Dus ook bij de katholieke families Verduijn en De Jonge, die in de achttiende en negentiende eeuw op de boerderij woonden. Tot 1798 waren katholieken in Nederland overigens niet vrij om hun geloof te belijden. Ze kerkten in boerenschuren of andere schuilkerken en mochten geen openbare functies bekleden.

Van der Meulen

De erfgenamen van Jacoba de Jonge, tot aan haar dood eigenaresse van de hoeve, verkochten deze in 1869 aan Abraham van der Meulen uit Heille in Zeeuws-Vlaanderen. Achterkleinzoon Adrie van der Meulen was de laatste bewoner. Hij was wars van veranderingen en verzette zich in de jaren zeventig tegen een ruilverkaveling. Daardoor bleef op de hoeve veel van het oude bewaard. Maar bij zijn dood in 2005 was de monumentale boerderij ernstig in verval geraakt.

Hoeve Van der Meulen in 1966 (Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto G.J. Dukker).

Hoeve Van der Meulen in 1966 (Beeldbank Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, foto G.J. Dukker).

Restauratie

Stichting Het Zeeuwse Landschap kocht “d’oeve van Vermeule” in 2006 aan. De restauratie duurde ruim drie jaar. De grote schuur werd herbouwd en biedt nu plaats aan twee vakantieappartementen. Het woonhuis werd museumwoning. Op de landerijen rond de hoeve bracht Het Zeeuwse Landschap de boerenlandnatuur terug. Een groot deel van de 26 hectare grond is in gebruik bij landbouwers uit de omgeving.

Van een verwaarloosd boerderijcomplex werd hoeve Van der Meulen uniek boerenland erfgoed.

Literatuur

M.A. Hemminga (red.), Hoeve Van der Meulen, van bouwval tot boerenland-erfgoed, uitgave Stichting Het Zeeuwse Landschap 2009.