Herberg van formaat

Hoewel gebouwd als verdedigingswerk is de Campveerse Toren al geruime tijd ook herberg. In de jaren van zijn bestaan verbleven hier diverse beroemde gasten. Nog steeds is de toren vooral een rustpunt: behalve indrukwekkend bouwwerk ook een bekend hotel en restaurant.

Terras Campveerse Toren

Uitrusten op het terras bij de Campveerse Toren, zomer 2008.

Actie

De Campveerse Toren is gebouwd als onderdeel van de verdedigingswerken van de stad Veere. Als zodanig heeft het bouwwerk ook regelmatig oorlogsactie gezien. Tijdens verschillende oorlogen is het extra versterkt en bemand. De toren heeft beschietingen, in tijden dat geweld dichtbij kwam, al die keren goed doorstaan. Een heel ander soort ‘actie’ loopt echter als een rode draad door zijn geschiedenis. De toren vervult namelijk al sinds lange tijd een rol als stadsherberg.

Stadsherberg

Het vroegste bewijs dat de Campveerse Toren als herberg diende, dateert al uit de vijftiende eeuw. In de archieven is namelijk opgetekend dat notabelen van Veere in 1467 besloten ‘de dorst te lessen op den Thoren’. Zij deden dit na de herdenkingsdienst ter ere van de dood van Filips de Goede. Dit maakt de Campveerse Toren tot een van de oudste herbergen van Nederland.

In 1520, zo blijkt, verhuurde het stadsbestuur het gebouw voor ‘nering’. Deze verhuur mocht echter alleen plaatsvinden aan ‘zeer bekwame’ uitbaters. Inmiddels zijn er sinds deze tijd wel vijftig verschillende herbergiers geweest. Een aantal van hen was tegelijkertijd veerman.

Gezicht op de rede en stad Veere

Gezicht op de rede en stad Veere, met oorlogsschip, omstreeks 1800. Gravure in kleur door Troll, naar tekening van D. Kleyne (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata). De toren links is de Montfoortse Toren, de rechtse is de Campveerse Toren.

Drukte

De herberg lag bij de ingang van de haven en bij de aanlegplaats van het veer. Het was een centrale plek waar vele reizigers passeerden en zo mogelijk wilden overnachten. Vanaf het midden van de zestiende eeuw, na de aanleg van de Zuidhavenpoort tegen de toren, groeide de drukte nog meer. Veel kooplui van andere eilanden arriveerden op deze plek met hun waren voor de wekelijkse marktdagen. Het waren echter bovendien de vele handelscontacten van de stad buiten de regio die zorgden voor een drukte van belang. Veere had namelijk een goed bereikbare zeehaven.

Koopmansstad

Vooral handel, visserij en scheepvaart bezorgden Veere welvaart. Dit waren dezelfde economische factoren die belangrijk waren voor andere plaatsen op Walcheren. Al op het eind van de dertiende eeuw hielden vissers uit Veere zich bezig met vrachtvaart op Engeland. Ze brachten wol en huiden mee naar de stad. Lange tijd bestond een bijzondere band tussen Veere en Schotland. Vanaf 1541 werden de goede handelscontacten bevestigd in een zogenaamd stapelcontract. Dit was de verdienste van Maximiliaan van Bourgondië, als toenmalig heer van Veere.

Drukte bij Veere

Drukte bij Veere, 1674. Uitsnede uit kopergravure door G. Bouttats naar tekening van J. Peeters (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata). De Campveerse Toren is zichtbaar midden op de afbeelding tussen de twee zeilschepen.

Stapel

Het contract, ook wel ‘Schotse Stapel’ genoemd, betrof een echt handelsmonopolie. Het was het alleenrecht om bepaalde goederen te verhandelen en op te slaan. Ook voorzag deze overeenkomst in allerlei afspraken en voorrechten voor het gebruik van de haven en gebouwen in Veere door Schotse handelslui. De verhandelde en ‘gestapelde’ waar betrof naast goederen als vis en bier voornamelijk Schotse wol. De Schotse Stapel verloor het pas eind achttiende eeuw van de vrijhandel. In die tijd was het echter al gedaan met de welvaart en drukte in Veere. Alleen de visserij vormde toen nog een stabiele inkomstenbron.

Huisjes

In de zeventiende eeuw kwamen aan de zuidzijde van (en gedeeltelijk tegen) de Campveerse Toren huisjes te staan. Kroniekschrijver Smallegange beschreef deze (in 1696) als ‘bijzondere woningen, kameren en vertrekken voor luyden van qualiteit en andere passanten’. Deze uitbreiding van de huisvesting van allerlei gasten leek niet meer dan logisch. Een andere, achttiende-eeuwse kroniekschrijver beschreef namelijk dat in de zestiende eeuw soms wel vijftig schepen op een dag in Veere arriveerden. Onder de mensen die in deze tijd Veere aandeden, bevonden zich inderdaad enkele ‘luyden van qualiteit’.

Gezicht op Veere

Gezicht op Veere. Schilderij van H.C. Vroom, circa 1630, afgebeeld op een prentbriefkaart (Zeeuws Archief). Schepen op de rede van Veere met links de Grote Kerk en in het midden de Campveerse Toren.

Aanzien

In de loop der eeuwen herbergde de Campveerse Toren een aantal belangrijke gasten. Gasten van aanzien, zoals Willem van Oranje.

Willem I, graaf van Nassau, prins van Oranje

Willem I, graaf van Nassau, prins van Oranje, stadhouder van Holland, Zeeland enz. 1559-1584. Steendruk naar tekening van Chimaer (Zeeuws Archief).

Kanonnen

Vóór de Campveerse Toren staan twee bronzen kanonnen opgesteld. Deze kanonnen zijn duidelijk gemarkeerd met het logo van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Samen met de steden Vlissingen en Middelburg had Veere zitting in de kamer Zeeland van deze compagnie, van 1602 tot aan de opheffing in 1795. De kanonnen zijn in Veere de enige getuigen van deze tijd.

Terugloop

De terugloop in de welvaart van Veere eind achttiende eeuw had ook gevolgen voor de Campveerse Toren. Als herberg verloor het gebouw namelijk toch enigszins zijn status. Een deel werd in gebruik genomen voor de huisvesting van het in Veere gelegerde garnizoen. De toren maakte immers nog steeds deel uit van de vestingwerken, totdat in 1861 de vesting werd opgeheven. Het puntige leien dak verdween kort daarna en maakte plaats voor een terras. De Campveerse Toren werd inmiddels verpacht als logement en koffiehuis.

Dreiging

Net na het midden van de negentiende eeuw vond een korte opleving plaats. De grootschalige werkzaamheden voor de aanleg van het Kanaal door Walcheren (1866-1873) vereisten ook onderdak voor de vele polderwerkers. Na hun vertrek daalden de inkomsten echter zodanig dat de onderhoudskosten niet meer konden worden opgebracht. Verkoop met als gevolg een mogelijke sloop van het gebouw werd vervolgens maar net voorkomen. Hierbij speelde Victor de Stuers, vaak gezien als grondlegger van de monumentenzorg in Nederland, een voorname rol.

Campveerse Toren in 1885

De Campveerse Toren in 1885, gezien vanaf het Kanaal door Walcheren. De toren heeft hier geen topgevel meer, en lijkt daardoor niet af. De aanlegplaats voor kleinere schepen heeft een helling, waarop de bootjes op het droge getrokken kunnen worden.

Toerisme

In deze periode, eind negentiende eeuw, namen toch ook de activiteiten in en om de toren weer toe. Dit keer waren het rustzoekers. Pas later kregen deze mensen de naam ‘toeristen’. Het waren veelal welgestelde mensen en hun aantal groeide. In notulen van gemeenteraadsvergaderingen van Veere uit de jaren 1890 staat vermeld dat de Campveerse Toren de toeloop van ‘vreemdelingen’ niet meer aankon. Toch was het een gunstige ontwikkeling en voorbode van latere voorspoed.

Campveerse Toren 1918

De Campveerse Toren op een prentbriefkaart van omstreeks 1918 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Wonderlijkste herberg

Op de lijst van schrijvers, kunstenaars en artiesten die de Campveerse Toren bezochten, staan onder andere: Hendrik Willem van Loon, Karel Appel, Peter van Straaten, Jan Wolkers, Bertus Aafjes, Nescio, Viruly, Charley Toorop, Anton Pieck, Eppo Doeve, Wim Sonneveld, Conny Stuart en Youp van ’t Hek. Schrijver en dichter Bertus Aafjes (1914-1993) noemde de Campveerse Toren ‘de wonderlijkste herberg die men zich denken kan’ (Bertus Aafjes, Kroniek van een dood stadje, in: In de Nederlanden zingt de tijd, Amsterdam 1976).

Groei en ontwikkeling

In plaats van inkomsten uit handel groeiden de baten uit het toerisme. In de twintigste eeuw bezochten meer en meer mensen Zeeland. Steeds vaker waren het dagtoeristen die ook Veere aandeden. In de jaren vijftig volgde een ingrijpende restauratie van de Campveerse Toren. Daarbij werden onder andere het spitse dak en ook de kantelen weer terug aangebracht.

Prins Rainier en prinses Gracia van Monaco verlaten de Campveerse Toren, 1958

Prins Rainier en prinses Gracia van Monaco verlaten de Campveerse Toren, 1958 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto A. van Wyngen).

Afdamming

Met de afsluiting van het Veerse Meer in het kader van de Deltawerken volgde een nieuwe ontwikkeling. De afdamming van het Veerse Gat (1961) ontnam Veere de eeuwenoude rechtstreekse verbinding met de zee. De aanleg van de Stormvloedkering Oosterschelde betekende een extra hindernis voor visserij en aanverwante activiteiten. Anderzijds is het Veerse Meer en later ook de Oosterschelde een geweldig gebied voor allerlei vormen van watertoerisme. Veere vormt daarin een belangrijk centrum.

Herberg, restaurant… en veer

Bij ‘Auberge de Campveerse Toren’ kan nog steeds worden overnacht. Als hotel doet het goede zaken. Ook als restaurant heeft het etablissement een bekende naam. De eeuwenoude geschiedenis helpt daarbij een handje. En, misschien minder uitbundig dan bij die van Willem van Oranje, bruiloften en partijen vinden er nog als vanouds regelmatig plaats. Vóór de toren vertrekt inmiddels sinds vele jaren ook weer een boot voor een rondvaart op het Veerse Meer. Sinds 1992 is er zelfs in het zomerseizoen weer een veerdienst: een fiets- en voetveer op Kamperland op Noord-Beveland.

Walviskaak

Aan de havenkant hangt aan de buitenmuur het verweerde onderkaakbeen van een walvis. Dit is een herinnering aan de tijd dat Veere deel uitmaakte van de Noordsche Compagnie (zeventiende en achttiende eeuw). Doel van deze compagnie was het verkrijgen van octrooi op de walvisvaart in de wateren bij Nova Zembla, Groenland en Spitsbergen. Kaakbeenderen zoals dit been dienen regelmatig als versiering. Een tweede (en kleiner stuk) been is te vinden boven een garagedeur in de Oudestraat tegenover de Kapellestraat in Veere.

Markant

Met zijn verschijning en geschiedenis is de Campveerse Toren een van Zeelands iconen. Zoals het beeld van Michiel op de Vlissingse boulevard, de Stormvloedkering, de Zeelandbrug en de Plompe Toren van Koudekerke markeert hij hoogte- en dieptepunten uit de Zeeuwse geschiedenis.