Veerdam in Kamperland

Wie hier staat te wachten op de komst van de veerboot ziet aan de overkant van het water zijn reisbestemming – Veere – al liggen. Een veerverbinding tussen Kamperland en Veere was er al in de middeleeuwen. De veerdam met de houten steiger is een rijksmonument.

Veerdam en steiger in Kamperland (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm, 1998).

Veerdam en steiger in Kamperland (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm, 1998).

Welbeschouwd zijn er tot het eind van de negentiende eeuw twee veerverbindingen tussen Veere en Kamperland, die apart van elkaar werden onderhouden. Dit had te maken met het veerrecht, dat voor het veer vanuit Veere naar Campen (later Kamperland) in handen was van de heer van Veere en voor het veer vanuit Campen naar Veere in handen van de ambachtsheren van Campen.

Veere – Kamperland

De eerste vermelding van een veer vanuit Campvere (het latere Veere, dat aan die veerverbinding hoogstwaarschijnlijk zijn naam dankt) dateert uit 1433, maar vermoedelijk was het veer al veel ouder. In dat jaar ontving de heer van Veere van ene Pierzoon een aanzienlijke geldsom voor de pacht van het veer van Veere op Campen. Ook in latere jaren komt het veer in de rekeningen voor, maar dan als veer vanuit Veere op Noord-Beveland. Of het schip toen ook in Campen aanlegde, weten we niet.

Na de Sint-Felixvloed van 1530, toen grote stukken van Noord-Beveland onder water kwamen te staan, hield het veer een tijdlang op te bestaan. Ook toen het eiland polder voor polder opnieuw werd ingedijkt, werd het veer niet meteen hersteld. Vanaf 1640 was er weer een verbinding vanuit Veere met Noord-Beveland mogelijk. De Kamperlandpolder was er toen overigens nog niet, die werd pas in 1658 ingedijkt.

In 1737 werd het Veerse veerrecht – op dat moment in handen van het stadsbestuur van Veere – aanmerkelijk uitgebreid en mocht de schipper naast Kamperland ook andere plaatsen op Noord-Beveland aandoen, waaronder zelfs Colijnsplaat aan de noordzijde en Kats aan de oostzijde van het eiland. Vanaf 1748 genoten de stadhouders Willem IV en Willem V als markies van Veere de inkomsten uit het veerrecht. Na de totstandkoming van de Bataafse republiek in 1795 ging dit recht over naar de centrale overheid.

De Campveerse Toren met de aanlegplaats voor het veer in Veere. Prentbriefkaart circa 1925 (ZB, Beeldbank Zeeland).

De Campveerse Toren met de aanlegplaats voor het veer in Veere. Prentbriefkaart circa 1925 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Kamperland – Veere

Het veer vanuit Campen naar Veere wordt voor de eerste keer vermeld in een rekening over 1343/1344. Jan van Henegouwen, heer van Beaumont, ontving over dat jaar de opbrengsten van het veer, die hem als ambachtsheer toekwamen. Ook daarna zouden degenen die (delen van) het ambacht in bezit hadden, inkomsten verwerven uit dit veerrecht. Na de grote stormvloeden van 1530 en 1532 raakte ook deze veerverbinding buiten gebruik. Vanuit de Heer Janszpolder, die in 1699 werd ingedijkt, kwam weer een veerverbinding met Veere tot stand.

In het reglement waaraan de veerschipper zich diende te houden, was opgenomen dat hij met een hoogaars – een houten platbodem – moest varen. Toen schipper Marinus de Nooyer in 1869 niet in het bezit bleek van een dergelijk vaartuig werd hij ontslagen. Zijn drankmisbruik zal daar overigens ook debet aan zijn geweest.

Eén schipper, één beheerder

In 1872 werden de beide veren voor het eerst aan dezelfde schipper verhuurd. C. Schippers pachtte zowel het veer vanuit Veere naar Kamperland als dat in omgekeerde richting. In 1923 droeg het Rijk het beheer van het veer Veere-Kamperland over aan de Provincie. De ambachtsgerechtigden van Oud-Campen verkochten hun veerrecht een jaar later aan de Provincie, waardoor het provinciaal bestuur vanaf 1924 beide veren beheerde. Vanaf 1943 viel het veer onder de Provinciale Stoombootdiensten (PSD).

Steiger bij de veerdam in Kamperland (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm, 1998).

Steiger bij de veerdam in Kamperland (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm, 1998).

Veerdam

Aan Noord-Bevelandse kant vertrok het veer vanaf de veerdam bij de huidige Reigerlaan. De huidige L-vormige dam was in het midden van de negentiende eeuw gebouwd en werd in 1926 verhoogd en van een houten steiger voorzien. Drie jaar later werd de steiger nogmaals aangepast. De smalle veerdam heeft nog zijn gedeeltelijke basaltglooiing. De steiger loopt recht het water in. Haaks op de kop staat de eigenlijke aanlegsteiger, die getrapt afloopt, zodat de boot bij elke waterstand gemakkelijk kan aanleggen.

Zuidvliet

De veerdienst werd vanaf 1924 onderhouden met het motorbootje Juliana. Een zeilboot met buitenboordmotor deed dienst als reserveschip. Vanaf 1930 voer de Zuidvliet met schipper Meindert Minneboo tussen Veere en Kamperland. De Zuidvliet was in 1914 in de vaart gebracht op de veerdienst Kortgene-Wolphaartsdijk. Het schip was toen het eerste motorschip van de PSD. Op het relatief kleine schip konden geen auto’s mee. De Zuidvliet liep tweemaal vast, in 1953 door slecht zicht als gevolg van een onweersbui en in 1956 door ijs. Beide keren werd het schip door de reddingsboot van Veere vlotgetrokken.

De Zuidvliet is nu een museumschip en ligt in Zierikzee (foto Google).

De Zuidvliet is nu een museumschip en ligt in Zierikzee (foto Google).

Opgeheven

Nadat in 1961 de Veerse Gatdam voor het verkeer was geopend, werd het veer opgeheven. ‘Meindert van het bootje’, zoals de schipper in de volksmond werd genoemd, werkte tot zijn pensionering in 1966 nog op de veerdienst Kruiningen-Perkpolder. De Zuidvliet werd als werkschip ingezet, onder meer bij de aanleg van de Deltawerken, en is nu te zien als museumschip in de Museumhaven in Zierikzee. Het veer Veere-Kamperland werd later in ere hersteld als fiets-/voetveer in de zomermaanden. De veerdam in Kamperland is sinds 1997 een rijksmonument.

Literatuur

G.F. Sandberg, Overzetveren in Zeeland; zevenhonderd jaar vervoer te water, Middelburg 1970.
Lemma veerdiensten in de Encyclopedie van Zeeland.
Informatie Rijksmonumentenregister.
Website psdnet.nl.