Aan tafel met Willem van Oranje

Wanneer Willem van Oranje aankondigde om met zijn gezin in Middelburg te gaan verblijven, werd het Prinsenhof in de Middelburgse Abdij in gereedheid gebracht. Daar verbleef de prins en ontving hij zijn gasten. Etentjes waren belangrijk. Ze vormden geschikte gelegenheden om te netwerken. Het plechtige tafelceremonieel bevestigde tevens de hiërarchische positie en status van de gastheer. In de etiquette die aan de eettafel heerste, herkennen we een deel van de goede manieren uit onze tijd.

Portret van Willem van Oranje door Adriaen Thomasz Key, 1579. (collectie Rijksmuseum)

Portret van Willem van Oranje door Adriaen Thomasz Key, 1579 (Rijksmuseum Amsterdam).

Voorbereiding

Het inrichten van een prinsenhof in de Middelburgse Abdij vereiste veel voorbereidingen. Naar gelang de omstandigheden werd opdracht gegeven om tafels, banken en bedden te maken. Geleende tapijten moesten het verblijf vorstelijke allure geven. Tinnen borden, kandelaars, koperen kookketels, zoutvaten en ander kookgerei werden gehuurd of gekocht bij tinnegieters en koperslagers. Messen waren het persoonlijk eigendom van de gebruikers en reisden mee met de eigenaars.

Ceremonieel

Het Bourgondische tafelceremonieel dat aan het hof van de Oranjes gangbaar was, had een plechtig en hiërarchisch karakter. Rond 1580 zaten Willem, zijn vrouw Charlotte en hun gasten samen aan tafel. Een tweede tafel was gedekt voor de grote kinderen van Willem, de hofdames en de ‘hofjuffers’. De kleine dochtertjes van het echtpaar namen niet deel aan de maaltijd.

De prins at als eerste. De ‘gentilhommes’ (adellijke hofknapen of pages) droegen de schotels met spijzen aan, sneden het vlees en bedienden hem. Als de prins klaar was met eten, wisselde de bezetting van beide tafels. De hofmeester en de ‘gentilhommes’ namen plaats aan de lege tafel van de prins. De pages en een aantal departementshoofden schoven aan bij de andere beschikbare tafel.

Tijdens een derde tafelronde wisselde de samenstelling van de tafelgasten nogmaals. Op dat moment schoven de overgebleven gasten aan. Het lage huispersoneel mocht niet eten in de ‘zaal’, maar moest in ‘bescheidenheid’ samen de maaltijd nuttigen.

Erasmus

Desiderius Erasmus schreef in 1530 Goede manierlijcke seden. Hoe die Jonghere gaen, staen, eten, drincken, spreken, swijghen, ter tafelen dienen, ende die spijsen ontghinnen sullen. Dat was een etiquetteboekje voor de jeugd. Hierin lezen we dat de tafel gedekt werd met een tafellaken en servetten. Aan de linkerkant van het bord of eetplankje lag een homp brood. Aan de rechterkant lag een schoon mes en stond een glas of een beker van tin of keramiek. De disgenoten legden bij aanvang van de maaltijd hun handen op tafel en het servet over de linkerschouder. Ze zaten mooi rechtop.

Goede manieren

Als de trancheermeester het vlees had gesneden, prikten de gasten de brokjes eten aan het mes en brachten ze deze naar de mond. De mespunt diende ook om zout uit het zoutvaatje te nemen en op het eten te strooien. Het werd niet goedgekeurd om met de vingers in het zoutvat te zitten. En iemand mocht de punt van het mes niet gebruiken om etensresten tussen de tanden te verwijderen. Daartoe diende de tandenstoker. Het uitschenken van bier en wijn gebeurde met een schenkkan. Net zoals vandaag de dag, werd schrokken en het schoonlikken van de borden als uiterst onbeleefd beschouwd.

Hoewel men over een mes en lepel beschikte, aten mensen nog voornamelijk met de handen. Voor en tijdens de maaltijd waste men dan ook uit hygiënische overwegingen de handen en veegde men ze schoon aan het servet. De kleine vorkjes op tafel dienden niet om mee te eten, maar om het voedsel van de centrale schotel te prikken en op het eigen bord te leggen.

Wat schaft de pot?

Wat aten de prins, zijn gezin en de hovelingen? Dagelijks werd bij de bakker vers wit brood gekocht. De bruine broden, die men associeerde met ontbering, gebruikte men in de legerkampen wel als bord. Er werden grote hoeveelheden wijn (dagelijks tot 2 liter per persoon) en bier geschonken. Thee en koffie kende men nog niet. Hovelingen kregen op de meeste dagen grote porties vlees te eten.

Omdat de katholieke kerk op vrijdag het eten van vlees niet toestond, stonden op vrijdagen in augustus vaak kikkers op het menu. Ze waren een geschikt alternatief voor vis. Groenten waren niet erg in trek aan het hof. Ze werden in verband gebracht met de vasten en met armoede. De symbolische waarde van de sinaasappel (‘Oranje’) zorgde ervoor dat de vrucht vaak geserveerd werd.