Willem van Oranje, leider van de Opstand

Vanaf de late jaren 1550 groeide bij verscheidene bevolkingsgroepen in de Lage Landen onvrede over het politieke en religieuze beleid dat vanuit Spanje werd aangestuurd. Vooral de adel vreesde voor de aantasting van haar privileges en financiën. Bovendien voelden veel burgers zich ongemakkelijk door de aanwezigheid van de Spaanse troepen op hun grondgebied.

Stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht

Filips II, landsheer van de Nederlanden en koning van Spanje, benoemde in 1559 Willem van Oranje tot stadhouder van Holland, Zeeland en Utrecht. Vanaf dat ogenblik, tot in 1567, oefende hij als plaatsvervanger van Filips II gezag uit in de drie Nederlandse gewesten. In de loop der jaren kreeg Willem het steeds moeilijker met de door Spanje opgelegde beperking van gewetensvrijheid en met Filips’ inspanningen om de bestuursbevoegdheden op lokaal niveau in te dammen.

Portret van Willem van Oranje, 1582-1592 (Rijksmuseum Amsterdam).

Portret van Willem van Oranje, 1582-1592 (Rijksmuseum Amsterdam).

In 1566 overhandigden de lage edelen van de Nederlanden hun smeekschrift aan landvoogdes Margaretha van Parma. Zij ijverden voor opheffing van de Inquisitie (kerkelijke rechtbank) en vroegen een versoepeling van de strenge godsdienstplakkaten tegen niet rooms-katholieken.

Alva

Na de Beeldenstorm van 1566 probeerde de Spaanse koning Filips II met een harde bestuurslijn de radicalisering in de Nederlanden te bezweren. De hertog van Alva, bevelhebber van een Spaanse troepenmacht, nam in 1567 het ambt van landvoogd over. Hij stelde de gevreesde Raad van Beroerten in, een speciale rechtbank die de tegenstanders van de Spaanse koning en beeldenstormers moest berechten. Niet alleen de onderdrukking van religieus andersdenkenden, maar ook de nieuwe belastingplannen van Alva veroorzaakten al snel onrust. Vele calvinisten, kooplieden die hun handelsbelangen veilig wilden stellen, misnoegde edelen en armen weken uit naar Engeland en het westen van Duitsland of trokken van de Zuidelijke naar de Noordelijke Nederlanden.

Portret van de hertog van Alva, gravure, 1586-1587 (Rijksmuseum Amsterdam).

Portret van de hertog van Alva, gravure, 1586-1587 (Rijksmuseum Amsterdam).

Pamfletten en kaperbrieven

De naar Dillenburg gevluchte Prins van Oranje streefde ernaar de te sterke centralisatiepolitiek en de onverdraagzame houding van Alva tegenover religieus andersdenkenden te keren. Vanaf de late jaren zestig liet hij propagandistische pamfletten verspreiden die Alva in een slecht daglicht stelden. De prins van Oranje zocht bondgenoten onder de Nederlandse calvinisten en de Franse hugenoten. Hij verleende ook kaperbrieven aan de watergeuzen in het noorden van de Lage Landen zodat ze hem zouden steunen in zijn strijd.

Militair offensief

Het grote militaire offensief van Willem van Oranje en zijn aanhangers werd in 1572 ingezet. Een aantal steden uit Holland en Zeeland sloot zich vrijwillig aan bij de geuzen. Andere deden dat onder dwang. In hetzelfde jaar erkenden de opstandige Staten van Holland, Zeeland en Utrecht Willem van Oranje als hun stadhouder. De nieuwe tegenstrever van de prins werd de Spaanse diplomaat Don Luis de Requesens y Zuniga. Na zijn inhuldiging als landvoogd begon hij met het samenstellen van een militaire vloot. Requesens wilde de gewesten Holland en Zeeland isoleren door de waterwegen te controleren.

Noodmunt beleg van Zierikzee, 1572 (Rijksmuseum Amsterdam).

Noodmunt beleg van Zierikzee, 1572 (Rijksmuseum Amsterdam).

Anjou en Elisabeth

Hoewel de Staten van Holland en Zeeland het gezag van Filips II officieel erkenden, hechtten zij er in de praktijk weinig belang aan. Er werden pogingen ondernomen om de soevereiniteit van de Hollandse Staten over te dragen aan een buitenlandse vorst. De Franse kroonprins, de hertog van Anjou, en de Engelse koningin werden benaderd om de functie te vervullen van protector over de opstandige gewesten. Elisabeth ging niet in op het aanbod van het protectoraat. Ze wilde evenmin financiële steun bieden aan Holland en Zeeland. Maar ze zag tegelijkertijd door de vingers dat Oranje oorlogsmateriaal en troepen uit Engeland betrok. Bij wijze van tegemoetkoming was de vorstin bereid te bemiddelen tussen de opstandelingen en de Spaanse vorst. Afgeschrikt door een openlijke en officiële vijandschap met de Spaanse vorst, wees ook Anjou het aanbod af.

Bittere omstandigheden

In 1576 werden Brabant en Vlaanderen getroffen door muitende Spaanse troepen, die kwaad waren vanwege het uitblijven van hun soldij. Bovendien leed de economie in het zuiden extra onder de blokkade van de Schelde. De opstandelingen beheersten immers de waterwegen en hadden Walcheren in bezit. Deze bittere omstandigheden deden in het zuiden van de Lage Landen stemmen opgaan om opnieuw vredesoverleg te plegen met Holland en Zeeland. De Staten-Generaal regelde met de prins van Oranje vredesbesprekingen in Gent.

Eeuwig Edict

De zogenaamde Pacificatie van Gent ijverde voor het vertrek van de Spaanse troepen uit de Nederlanden en wilde de Staten-Generaal de bevoegdheid geven om de religieuze en andere problemen aan te pakken. Een jaar later, in 1577, wilden de Staten-Generaal en de nieuwe landvoogd Don Juan een overeenkomst sluiten, het Eeuwig Edict. Dit bepaalde dat de landvoogd pas zou worden ingehuldigd na het bevestigen van de Pacificatie van Gent en na het wegtrekken van de Spaanse soldaten. Het Edict kwam echter niet tegemoet aan de toezeggingen die in de Pacificatie op het vlak van religie aan de Staten van Holland en Zeeland waren gedaan. De calvinistisch gezinden in Holland en Zeeland wilden geen godsdienstvrijheid voor katholieken. De katholieken van hun kant tolereerden geen religievrijheid voor de calvinisten op hun grondgebied. Dit leidde ertoe dat beide gewesten hun vertegenwoordigers onttrokken aan de algemene Staten en zij geen handtekening plaatsten onder het Eeuwig Edict.

Unie van Atrecht

Na de dood van Don Juan werd zijn neef Alexander Farnese landvoogd van de Nederlanden. Langs diplomatieke weg wist hij de katholieke gewesten Henegouwen en Artesië achter zich te scharen. In de Unie van Atrecht (6 januari 1579) verbonden Henegouwen en Artesië zich tot trouw aan de Spaanse vorst en tot het handhaven van het rooms-katholicisme als enige toegelaten godsdienst. Enkele maanden later sloot Waals-Vlaanderen zich bij de unie aan.

Unie van Utrecht

De noordelijke gewesten vonden elkaar binnen afzienbare tijd in de Unie van Utrecht (23 januari 1579). Gelre, Holland, Zeeland, Utrecht en de Groningse Ommelanden zouden voortaan samen beslissingen nemen inzake defensie, belastingen en godsdienstaangelegenheden. Ieder gewest behield zich het recht voor op religieus vlak haar eigen koers te varen.

Portret van Filips II, gravure (Rijksmuseum Amsterdam).

Portret van Filips II, gravure (Rijksmuseum Amsterdam).

Plakkaat van Verlatinghe

Een jaar later, in 1580, was de kloof tussen de Spaans- en Oranjegezinden onoverbrugbaar. Filips II deed de prins van Oranje in de ban wegens hoogverraad en voerde het militair offensief in de Lage Landen fors op. In het Plakkaat van Verlatinghe dat in 1581 ondertekend werd, verklaarde een aantal noordelijke provincies dat zij de Spaanse koning Filips II niet langer erkenden als hun heer. De facto riepen zij hun onafhankelijkheid uit. De eerste steen voor een eigen staat was gelegd.