Dorpen en kerken in de middeleeuwen

Krimp in de periode tot 1572

Vrijwel alle dorpen in wat nu Zeeland is, hadden in de dertiende eeuw een eigen kerk. Ze ontleenden er vaak hun naam ook aan. Maar voor sommige dorpen was de bestaansbasis smal. De kerken hier kampten al vroeg met teruglopend bezoek. Door de Beeldenstorm in 1566 verslechterde de situatie verder.

Sinds de twaalfde en dertiende eeuw beschikte vrijwel elk dorp in Zeeland over een eigen kerk. De meeste dorpen uit die tijd heten zelfs ook naar hun kerk. Denk bijvoorbeeld aan Ouwerkerk, Biggekerke of ‘s-Heer Arendskerke. Zelfs heel kleine kernen bezaten een kerk. Daar waren dan weliswaar weinig dorpelingen om de kerk financieel te onderhouden, maar speelden de ambachtsheren een belangrijke rol. Deze lokale machthebbers zagen in de kerk vaak een statussymbool. Het waren dezelfde heren wier naam vaak in de naam van het dorp is te herkennen: Boudewijnskerke, Wissekerke, Sinoutskerke.

Tekening van de overblijfselen van de kerk van Bakendorp, 18de eeuw. (Zeeuws Archief, coll. Zeeuws Genootschap, Zelandia Illustrata)

Tekening van de overblijfselen van de kerk van Bakendorp, achttiende eeuw (Zeeuws Archief, KZGW, Zelandia Illustrata).

Afstand

Het ging lang niet alle dorpen voor de wind. Misschien waren het er ook wel te veel. Soms bedroeg de afstand van het ene tot het andere dorp hooguit anderhalve kilometer. Dat was bijvoorbeeld het geval op Schouwen, waar Elkerzee, Looperskapelle en Brijdorpe zo dicht bijeen lagen. Op Walcheren geldt iets dergelijks voor Mariekerke, Poppendamme, Buttinge, Krommenhoeke en Hoogelande.

Ligging

De levensvatbaarheid van sommige dorpen was beperkt door hun ligging op maar een heel smalle kreekrug. Dat betekende dat ook hun bestaansbasis smal was. Toen de dorpelingen, op zoek naar veen voor brandstof en om er zout uit te winnen, de poelgebieden naast de kreekrug gingen vergraven, werden de mogelijkheden verder beperkt. De lage poelen werden extra verlaagd. In de wintermaanden waren het vaak ware binnenzeeën, waaruit het regenwater moeilijk kon wegstromen.

Hoog (binnen)water in de omgeving van Hoogelande (Walcheren), nog in oktober 1974. (Zeeuwse Bibliotheek, Beeldbank Zeeland)

Hoog (binnen)water in de omgeving van Hoogelande (Walcheren), nog in oktober 1974 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Kerkbezoek

Van enkele bij name genoemde dorpen is bekend dat de kerken daar al in de vijftiende eeuw kampten met gering kerkbezoek en – dus – teruglopende inkomsten. Het betrof onder andere Sint-Janskerke op Walcheren, Capelle op Duiveland en Westkerke op Tholen.

Beeldenstorm

De Beeldenstorm in 1566 deed de kerken vanzelfsprekend geen goed. Op Walcheren werden bijvoorbeeld de kerkgebouwen van Buttinge, Poppendamme en Popkensburg (het latere Sint Laurens) beschadigd. Op Zuid-Beveland ging het bijvoorbeeld om de kerk van Bakendorp.

Echte afbraak van kerken bleef in deze periode vrijwel uit. Behalve in Nieuwerkerke bij Arnemuiden. In 1545 besloot men de kerk daar op te heffen en de functie naar Arnemuiden over te brengen. De kerk van Brigdamme bij Middelburg werd in 1562 in brand gestoken. Dat gebeurde uit wraakzucht en het kwam daarna niet tot wederopbouw.