Dominicanen in Zierikzee
Achthonderd jaar oud is de kloosterorde van de Dominicanen. Ook Zierikzee kende een vestiging van deze orde. De Spanjaard Dominicus (de) Guzman (1170-1221) was de oprichter. Naar hem werd de orde genoemd: Dominicanen. We kennen ze ook als predikheren want dat was hun voornaamste kenmerk. Ze hechten grote waarde aan het preken, de kerkleer en de wetenschap. Hun kleding bestond uit een wit habijt met een schoudermanteltje. Daarover droegen ze een zwarte mantel.
Klooster in Zierikzee
De oudste vestiging vond plaats in Utrecht in 1232. Zierikzee was de vierde in de rij en de eerste in Zeeland. P.A. Henderikx, die promoveerde op de oudste bedelordekloosters in Holland en Zeeland, dateert de oprichting tussen 1271 en 1279. Dat laatste jaar is die van de erkenning van het klooster dat om die reden als oprichtingsjaar wordt aangehouden. Dat Zierikzee al zo vroeg een Dominicaner klooster had, toont het belang van de stad. Op dat punt was Zierikzee andere steden zoals Haarlem, ’s-Hertogenbosch, Nijmegen en Groningen voor.
Waar het klooster ten tijde van de vestiging heeft gestaan, is onbekend. Wel is zeker dat ze in 1286 verhuisden naar het onderkomen van een opgeheven klooster. Pater S.P. Wolfs heeft op basis van archiefonderzoek aangetoond dat dit stond in het zuidelijk deel van de stad. Het was een groot terrein dat werd begrensd door het westelijk deel van de Sint Domusstraat en de Fonteine. Het reikte tot aan de Bagijnestraat en de Krepelstraat. Aan de oostzijde lag de Nieuwe Bogerdstraat. De hoofdingang lag tegenover de Korte Sint Jansstraat.
Het klooster had een eigen kerk, waarin begraven werd. Ook waren er woon-, slaap- en werkvertrekken, een brouwerij, tuinen, een vijver en een boomgaard. In de refter van het klooster werden grote bijeenkomsten gehouden. Het klooster werd door het stadsbestuur ingeschakeld bij het maken van afschriften van belangrijke privileges.
Moeilijke tijden
Vanaf de vijftiende eeuw maakte het klooster moeilijke tijden door. Zo werd in 1458 het zuidelijk deel van de stad, waaronder het klooster, zwaar door brand aangetast. Nog moeilijker werd het in de zestiende eeuw. Ziekten en met name de pest in 1532 maakten veel slachtoffers onder de kloosterlingen. Bovendien liep het aantal aanmeldingen terug. Na de overgang van de stad naar de prins van Oranje in 1572 vertrokken de laatste monniken, zeven of acht in getal. De oudste pater, Erasmus van Nieuwland, negentig jaar oud, bleef Zierikzee trouw en kreeg een onderkomen in het Leprozenhuis waar hij twee jaar later overleed.
Korte tijd, in 1576, was de laatste prior, Willem van Gangelt, nog even terug en bediende de mis. Dat was na de overgave van de stad na het beleg door de troepen van de Spaanse koning. Maar in november moest hij weer vertrekken nadat Zierikzee opnieuw aan de zijde van de prins van Oranje was gebracht. Afbraak van de gedeeltelijk vervallen gebouwen volgde. In de zeventiende eeuw werd het terrein benut voor woningbouw waarvoor de Lange Sint Janstraat werd aangelegd. Wie iets wil zien van vroegere Dominicanerkloosters moet naar elders, zoals de Kloosterkerk in Den Haag. In twee steden, Maastricht en Zwolle, zijn boekhandels gevestigd in de vroegere kerken.
Naast een mannenorde ontstond er ook een vrouwenorde. Op ons eiland waren Dominicanessen gevestigd in Burgh. Het klooster Leliëndale begon als een begijnhof. Ook daarvoor kwam het einde in 1572.
Dit verhaal verscheen eerder onder de titel ‘800 jaar Dominicanen’ als column in Wereldregio, 31 december 2016.