Suikerfabrieken in Sas van Gent

De enige twee suikerfabrieken die Zeeland heeft gekend, stonden in Sas van Gent. De eerste was een fabriek van particuliere eigenaren en werd in 1872 opgericht. Een tweede – ditmaal coöperatieve – fabriek kwam er in 1900. Concurrentie (ook internationaal) maakte schaalvergroting noodzakelijk. Dat had in de Nederlandse suikerindustrie fusies en overnames tot gevolg. De kleine fabrieken legden daarbij het loodje. Zij konden niet langer rendabel produceren.

Aanvoer van bieten bij de coöperatieve suikerfabriek in 1965 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Aanvoer van bieten bij de coöperatieve suikerfabriek in 1965 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Sas van Gent, gelegen aan het Kanaal van Gent naar Terneuzen, groeide rond 1900 uit tot een echt industriedorp. Onder de bedrijven bevond zich relatief veel landbouwindustrie. Behalve de meelfabriek De Walzenmolen telde Sas van Gent twee suikerfabrieken.

Particuliere investeerders

De NV Zeeuwsche Beetwortelsuikerfabriek Sas van Gent werd in 1872 opgericht. Steeds meer boeren waren grote arealen suikerbieten gaan verbouwen. Aanvankelijk lieten zij die bij particuliere fabrikanten tot suiker verwerken. In België bestonden al langer suikerfabrieken, waaronder twee in het dicht bij Sas van Gent gelegen Zelzate. De NV Zeeuwsche Beetwortelsuikerfabriek was een initiatief van Belgische en Zeeuws-Vlaamse investeerders.

Onder hen Harold Mechelynck, die ook betrokken was bij De Walzenmolen. Hij financierde (voor een deel) de beetwortelsuikerfabriek in Sas van Gent. Mechelynck was zoon van een suikerfabrikant uit Gent en woonde in het Vlaamse Sint Jan Kruis te Winkel. Hij trad namens de suikerfabriek op als contractant met de bietenboeren en was goed bevriend met de directeur van de suikerfabriek in Sas van Gent, Pierre Malotaux. Malotaux op zijn beurt zou commissaris worden van de Walzenmolen. Zo blijkt de invloed van Belgische investeerders in de industrialisatie van Sas van Gent ook een zaak van netwerken of vriendenkringen.

Auto van de zaak

De heren deelden niet alleen financiële belangen in de Zeeuws-Vlaamse industrie, maar ook een passie voor autorijden. Dat was toen nog een volstrekte noviteit. Als een van de eersten in Zeeuws-Vlaanderen hadden Malotaux en Mechelynck ieder een persoonlijke vergunning voor het rijden met een automobiel. En getweeën kregen zij in 1901 van Gedeputeerde Staten van Zeeland een vergunning voor een gemotoriseerd voertuig, met kenteken Z(eeland) 203. Hoogstwaarschijnlijk was dit de eerste auto van de zaak in Zeeland.

Over de ‘auto van de zaak’ met kenteken Z 203: zie website conam.info.

Het vullen van een ketel van de diffusiebatterij in de coöperatieve suikerfabriek, 1967 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto C. Kotvis).

Het vullen van een ketel van de diffusiebatterij in de coöperatieve suikerfabriek, 1967 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto C. Kotvis).

Liquidaties

In 1876 werd de suikerfabriek in Sas van Gent geliquideerd en onder een andere naam voortgezet. Maar goed ging het nog altijd niet en in 1882 volgde opnieuw liquidatie. Opnieuw werd de bedrijfsvoering toch hervat. De onderneming kreeg nu de naam NV Beetwortelsuikerfabriek Sas van Gent.

Coöperatie

De verhouding met de boeren die de suikerbieten aan de fabriek leverden, was vanaf het begin problematisch. Bij wijze van tegenmacht tegen de particuliere fabrikanten richtten de boeren gezamenlijk een coöperatieve fabriek op. Dit bleek ook een heilzaam middel in andere takken van de landbouwindustrie, bijvoorbeeld de zuivel, waar de macht van particuliere fabrikanten groot was.

De coöperatieve suikerfabriek in Sas van Gent omstreeks 1925, prentbriefkaart (ZB, Beeldbank Zeeland).

De coöperatieve suikerfabriek in Sas van Gent omstreeks 1925, prentbriefkaart (ZB, Beeldbank Zeeland).

Op 3 oktober 1900 ging in Sas van Gent de Eerste Nederlandsche Coöperatieve Beetwortelsuikerfabriek (ENCB) van start. Al meteen na de eerste campagne die de fabriek draaide, moesten de gebouwen worden vergroot omdat zich steeds meer boeren aansloten. De fabriek was gebouwd voor een capaciteit van 400.000 kilo suikerbieten per etmaal, maar die moest na een jaar al worden vergroot tot 700.000 kilo. Daarmee overspeelde de fabriek zijn hand, want de verbouwing pakte duurder uit dan verwacht en de suikerprijs zakte plotseling fors. Gevolg was dat de fabriek met moeite het hoofd boven water kon houden. Dat ging na een aantal jaren weer beter, waarna er opnieuw werd geïnvesteerd in nieuwe technische installaties.

Interieur van de suikerfabriek, 1959 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto O. de Milliano).

Interieur van de suikerfabriek, 1959 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto O. de Milliano).

Zoet water

Dat er juist in Sas van Gent twee suikerfabrieken kwamen, had alles te maken met de kwaliteit van het water hier. Voor de fabricage van suiker is zoet water nodig (dat wil zeggen water met een minimale hoeveelheid zout) en dat was er in grote delen van Zeeland in onvoldoende mate. Zeeuws-Vlaanderen beschikte er wel over en daarom kwamen er uiteindelijk in Sas van Gent twee suikerfabrieken.

Het laboratorium van de coöperatieve suikerfabriek in 1967 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto C. Kotvis).

Het laboratorium van de coöperatieve suikerfabriek in 1967 (ZB, Beeldbank Zeeland, foto C. Kotvis).

Sluiting

Midden twintigste eeuw was er sprake van zware concurrentie op de internationale suikermarkt, waardoor de suikerfabrieken genoodzaakt waren de krachten te bundelen. Fusies en overnames waren het gevolg. De particuliere suikerfabriek ging in 1942 op in CSM (Centrale Suiker Maatschappij) en de coöperatieve in 1970 in de Suiker Unie. Ook probeerde men het productieproces te rationaliseren, zodat er minder personeel nodig zou zijn. Maar in de jaren tachtig konden de relatief kleine suikerfabrieken in Sas van Gent nog altijd niet efficiënt genoeg produceren. Ze werden gesloten, de fabriek van CSM in 1986 en die van de Suikerunie in 1990.

De suikerloods in Sas van Gent waarin het Industrieel Museum Zeeland is gevestigd (Erfgoed Zeeland).

De suikerloods in Sas van Gent waarin het Industrieel Museum Zeeland is gevestigd (Erfgoed Zeeland).

De fabrieken staan er niet meer, maar een aantal suikerloodsen nog wel. De oudste loods werd in 1921 gebouwd als suikerentrepot van de ENCB. In dit gebouw opende het Industrieel Museum Zeeland op 27 juni 2015 de deuren.

Literatuur

Paul Brusse en Willem van den Broeke, Provincie in de periferie; de economische geschiedenis van Zeeland, 1800-2000, Utrecht 2005.
Chris H. Kraaijmes m.m.v. Wendy van de Meeberg, Klein en verborgen erfgoed; Suiker Unie, Dinteloord 2011.