Mode in de streekdrachten

De smaak waarin kleding en andere zaken op een moment in de tijd het meest gewaardeerd worden, is veranderlijk als de wind. Factoren als schoonheidsidealen, status en welvaart zorgen voortdurend voor nieuwe uitdrukkingsvormen. Dat was ook het geval in de Zeeuwse streekdrachten. De provincie telde zestien verschillende drachten.

Geleidelijke vernieuwingen

Elke generatie brengt veranderingen aan in de gangbare kleedstijl. De plaats van de stikken of krullen aan het oorijzer schoof in alle drachten in de loop van de tijd geleidelijk verder naar boven op. Rond 1800 stonden ze nog onderaan het gezicht, ongeveer ter hoogte van de mond of halverwege de wang. Een eeuw later waren ze opgeschoven tot halverwege of bovenaan het voorhoofd.

Vier generaties vrouwen op Walcheren, foto uit 1932 (foto W. van der Heijden).

Vier generaties vrouwen op Walcheren, foto uit 1932 (foto W. van der Heijden).

Veel andere veranderingen gingen even geleidelijk. De doeken van de Axelse vrouwen werden met elke generatie een stukje hoger opgespeld. Begin twintigste eeuw bereikten ze hun hoogste stand. De punten reikten toen tot halverwege de oren. Walcherse vrouwen lieten elke generatie iets meer van het haar onder de muts uit komen. De mouwen van de jakken werden korter, de rokken langer en het decolleté werd lager.

Vrouw in de Axelse streekdracht, circa 1900 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Vrouw in de Axelse streekdracht, circa 1900 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Stadse nieuwtjes

De stadse of burgermode was een belangrijke inspiratiebron voor de streekdrachten. De kaphoed was zo’n treffer uit de burgermode. Aan de achterzijde was deze strohoed versierd met kleurige linten. Hij werd over de muts gedragen.

Zuid-Bevelandse en Walcherse kaphoeden (Zeeuws Museum en Zeeuws Museum-collectie KZGW, beeldcompositie Katie Heyning).

Zuid-Bevelandse en Walcherse kaphoeden (Zeeuws Museum en Zeeuws Museum-collectie KZGW, beeldcompositie Katie Heyning).

Het Land van Cadzand en de noordelijke eilanden lieten zich meer door de stadse mode beïnvloeden dan andere gebieden. Hier woonde een elite van rijke boeren, die op kledinggebied de toon aangaven. Zij hadden voldoende geld om modieuze nieuwtjes in hun kostuum aan te brengen. Op Walcheren, Zuid-Beveland en het Land van Axel liep de invloed van de burgermode het sterkst terug.

Eigenzinnig

De afgenomen invloed van de burgermode had te maken met de wijzigingen in de sociale structuur op het platteland. In plaats van de esthetische normen uit de (inter)nationale burgermode was een collectief waardepatroon van de dorpsgemeenschap gekomen.

Soms werd op eigenzinnige wijze toch nog de burgermode gevolgd. Dat gebeurde bijvoorbeeld op de noordelijke eilanden, waar vrouwen in de tweede helft van de negentiende eeuw een zwart hoedje (kipje) uit de burgermode overnamen. Ze droegen het met veertjes en kraaltjes versierde hoedje bovenop hun witte sluiermutsen.

Thoolse vrouw in zondags kostuum, met een zogenaamd kipje op de grote sluiermuts (ZB, Beeldbank Zeeland).

Thoolse vrouw in zondags kostuum, met een zogenaamd kipje op de grote sluiermuts (ZB, Beeldbank Zeeland).

Wie maken de mode?

Op het platteland maakten aanvankelijk rijke boeren en boerinnen de mode. Zij beschikten over voldoende geld om nieuwe en dure spullen te kopen. De veranderingen die zij in hun kleding aanbrachten, werd op een soberder manier nagevolgd door de mensen die minder rijk waren. Later waren het de jongelui die mode in de streekdrachten maakten.

Elke generatie jonge mannen en vrouwen bracht wijzigingen aan in hun kleding. Hun belijdenis of huwelijk bood daarvoor een uitgelezen mogelijkheid. Jongeren konden in de kleding die voor deze gelegenheden werd aangeschaft hun nieuwe voorkeuren tot uitdrukking brengen. Zo ontstond per generatie een nieuwe mode in de streekdrachten. Oudere mensen namen de nieuwe modes niet over. Zij bleven de kleding dragen zoals ze gewend waren.

Literatuur

Jeanine Dekker e.a. (red.), De Zeeuwse streekdrachten 1800-2000, Zwolle 2005.