Streekdracht in Schouwen-Duiveland

Met hun witte sluiermutsen en donkere japonnen droegen de vrouwen op Schouwen-Duiveland een karakteristieke streekdracht. Omdat een elite van rijke boeren en boerinnen de toon zette, ontwikkelde de streekdracht hier zich in de negentiende eeuw dicht tegen de burgermode aan. De mannen op Schouwen-Duiveland legden de dracht al midden negentiende eeuw af, de vrouwen hechtten heel wat langer aan hun kostuums.

Adriana Lemson uit Dreischor draagt de karakteristieke witte muts, circa 1912 (Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland).

Adriana Lemson uit Dreischor draagt de karakteristieke witte muts, circa 1912 (Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland).

Kleding rond 1800

Rond 1800 gingen de vrouw op Schouwen-Duiveland – net als elders in Zeeland – gekleed in een jak, beuk, doek, meerdere rokken en een schort. Op het hoofd droegen ze een witte onder- en bovenmuts. De bovenmuts – een hul – sloot nauw aan om het hoofd. Mannen gingen gekleed in een kniebroek, hemdrok, halsdoek en soms een vest daaroverheen. Buiten droegen ze een jas en hoed.

Op Schouwen-Duiveland en de andere eilanden in het noorden van Zeeland – overigens ook in het Land van Cadzand – was de invloed van de stadse mode relatief groot. De rijke boeren die er woonden konden zich meer modieuze nieuwtjes veroorloven dan de boeren op Walcheren, Zuid-Beveland en in het Land van Axel, die wat armer waren. Zo ontstonden verschillen in kleedstijl tussen de diverse regio’s.

Kornetmuts

De regionale verschillen werden allereerst zichtbaar in de vrouwenmutsen. Bij vrouwen op de noordelijke eilanden werd in de jaren na 1820 de kornetmuts populair. Ze volgden daarin de empiremode van de burgervrouwen uit de steden. Wel bleven ze in de ondermuts het oorijzer met gouden krullen dragen. Behalve de muts namen de vrouwen ook de kaphoeden uit de burgermode over.

Sluiermuts en japon

De relatief kleine kornetmuts met kanten strook kreeg al snel een bredere strook die tot op de schouders viel. Dergelijke sluiermutsen waren een teken van welstand, want de brede kanten rand was duur. Welgestelde boerinnen schaften bovendien een japon aan. Was deze vooralsnog modieus, latere generaties zouden steeds ouderwetsere modellen dragen.

Vrouwen op Schouwen-Duiveland op de markt. Tekening uit Nederlandsche Kleederdragten door Valentijn Bing en Braet von Ueberfeldt, 1850/1857 (Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland).

Vrouwen op Schouwen-Duiveland op de markt. Tekening uit Nederlandsche Kleederdragten door Valentijn Bing en Braet von Ueberfeldt, 1850/1857 (Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland).

Varianten

Rond 1850 had zich op Schouwen-Duiveland een eigen karakteristiek kostuum ontwikkeld. Het vertoonde grote overeenkomsten met dat van de andere noordelijke eilanden: Noord-Beveland, Tholen en Sint-Philipsland. Overal werd dezelfde combinatie gedragen van japon en witte sluiermuts met oorijzer en gouden krullen. Wel waren er varianten per dorp of beroepsgroep. Zo werden de sluiermutsen op Duiveland, in het bijzonder in Bruinisse, op een iets andere wijze gedragen dan op Schouwen.

Op de noordelijke eilanden ontstond ook een onderscheid in de kleding van boerenvrouwen en burgervrouwen. Op Noord-Beveland was de burgerdracht weelderiger dan de boerendracht. Op Tholen en Schouwen-Duiveland was dat andersom. Vrouwen uit de middenstand op Schouwen-Duiveland droegen onder meer een kortere strook zonder kanten rand aan hun muts en op zondag geen hangers aan de krullen.

De zondagse kleding verschilde van die voor doordeweeks. Bij het werk werd oude kleding afgedragen. De mooie kostuums van dure stoffen met kostbare sieraden werden voor de zon- en feestdagen bewaard. Een typisch mutsje op Schouwen-Duiveland dat doordeweeks werd gedragen in plaats van de sluiermuts was de aekmusse: een gehaakt of deels gebreid bovenmutsje van wit katoen.

Antje de Waaij uit Dreischor met aekmusse, circa 1975 (Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland, foto J.D.C. Berrevoets).

Antje de Waaij uit Dreischor met aekmusse, circa 1975 (Zeeuws Archief, Beeldbank Schouwen-Duiveland, foto J.D.C. Berrevoets).

Kant

De lengte van de zondagse sluiermuts was aan een eigen mode onderhevig. Rond 1850 kwam deze nog tot de schouders, rond 1900 reikten sommige mutsen zelfs tot de taille. Er was ruim twee meter kant voor nodig, tussen 6 en 16 cm breed. Een brede kant was duur en ook het aantal motieven maakte verschil. Een kant met slechts één bloemmotief is het meest tijdrovend om te maken en was dus het duurst.

Sluiermuts (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm).

Sluiermuts (ZB, Beeldbank Zeeland, foto W. Helm).

Kipje

Boven op de sluiermuts gingen vrouwen een ‘kipje’ dragen, een zwart hoedje dat rijk versierd was met veertjes en kraaltjes. Het was in de negentiende-eeuwse burgermode zeer populair en vond van daaruit zijn weg naar het platteland van de noordelijke Zeeuwse eilanden.

De vrouw links draagt op haar muts het modieuze 'kipje'. Foto omstreeks 1930 (ZB, Beeldbank Zeeland).

De vrouw links draagt op haar muts het modieuze ‘kipje’. Foto omstreeks 1930 (ZB, Beeldbank Zeeland).

Verdwenen

Mannen op Schouwen-Duiveland gingen al voor het midden van de negentiende eeuw overhemden dragen, een typisch element uit de burgermode. Deze tendens zette zich voort. In de tweede helft van de negentiende eeuw stapten de mannen op Schouwen-Duiveland helemaal over op burgerkostuums. De vrouwen deden er aanmerkelijk langer over om de streekdracht vaarwel te zeggen. In de loop van de jaren 1970 was dit proces in volle gang. Opvallend is dat de streekdrachten het eerst verdwenen in gebieden die zich steeds dicht tegen de burgermode hadden ontwikkeld.

Zo stierf ook de dracht op Schouwen-Duiveland uit. De herinnering eraan wordt levend gehouden door een standbeeld in Dreischor van Antje de Waaij-Blom. Zij was de laatste inwoner van dit dorp die nog gekleed ging in de Schouwse dracht. Ze overleed in 1981 op 95-jarige leeftijd.

Literatuur

Jeanine Dekker e.a. (red.), De Zeeuwse streekdrachten 1800-2000, Zwolle 2005.
M.E. Jansen-Glas, De vrouwendracht van Schouwen-Duiveland, in: Kroniek van het land van de zeemeermin 2 (1977) 60-73.
S. Mol-Kleinepier, diverse artikelen in: Mededelingenblad stad en lande van Schouwen-Duiveland 1996-2001.