Straô op Schouwen
De straô is een jaarlijks terugkerende traditie op Schouwen-Duiveland. Tijdens de straô gaan ruiters met hun versierde paarden in optocht naar het strand. De stoet wordt voorafgegaan door het plaatselijke muziekkorps. Op het strand aangekomen, leiden de ruiters hun paarden de branding in. Zo’n zout zeebad was een goed middel om de paardenbenen en -hoeven te reinigen van ziektekiemen, nadat de dieren een winter op stal hadden gestaan. De straô wordt in de dorpen nog altijd als een feest gevierd.
Ongezadelde paarden
Vroeger zaten de ruiters op een kleedje op ongezadelde paarden. Ze droegen een witte broek, hadden hoge zwarte schoenen aan en een pet op het hoofd. Deze kledinggebruiken zijn inmiddels wat verwaterd, maar hier en daar wordt geprobeerd ze nieuw leven in te blazen. De ruiters met de meeste straô ervaring voerden de stoet aan. Zij bliezen op koperen toeters. De paarden waren versierd met strikken, takjes groen en papieren rozen. Die werden aan het hoofd, de borst en de staart van het paard bevestigd. De versiering van de paarden is nog steeds belangrijk. Een jury beoordeelt de deelnemers en er is een prijs voor de mooiste combinatie.
Dorpsfeest
Na het rituele bad keert de stoet terug naar het dorp. Vroeger reden ze daar nog tweemaal rond de kerk (volgens de traditie linksom). Vervolgens gingen de ruiters naar de plaatselijke herberg om er een borrel te drinken. In de negentiende eeuw werden buiten in kraampjes schrôôsels (platte dunne kruidenkoeken), appelsienen en frikkedillen (geconfijte dadels) verkocht. Nog steeds vinden in de dorpen allerlei festiviteiten plaats. Ringrijden (te paard of te fiets) is een vast onderdeel geworden van het feest.
Levende traditie
De straô is op Schouwen een levende traditie. Voorheen was het een gebruik van boeren, boerenzonen en knechten. Rond 1960 reden er voor het eerst ook vrouwen mee. Behalve werkpaarden uit de landbouw rijden nu recreatiepaarden mee en de ruiters komen lang niet allemaal meer uit het eigen dorp. Ook mensen van buiten kunnen inschrijven.
De eerste straô vindt traditiegetrouw acht weken voor Pasen plaats in Renesse. Op de zaterdagen daarna is er een straô in achtereenvolgens Haamstede, Noordwelle, Ellemeet, Scharendijke en Serooskerke. De straô in Serooskerke is altijd de laatste in het seizoen.
In Renesse voegde de plaatselijke predikant een bijzonder element aan de straô toe door ook zelf de voeten in zee te wassen. Leden van zijn gemeente volgden zijn voorbeeld en gaan sindsdien met omgeslagen broekspijpen ook het water in.
Oorsprong
Over de oorsprong van de straô doen verschillende verhalen de ronde. Boeren zouden hun dieren met een zeebad hebben willen beschermen tegen kwade geesten. Ook werd wel gedacht dat de straô een overblijfsel was van de eredienst aan een plaatselijke god.
De eerste vermelding van de straô dateert uit 1643. Toen klaagde de predikant van Elkerzee, dominee Johannes Stamperius, in een vergadering van de classis Schouwen-Duiveland over de ontheiliging van de zondag voor vastenavond. Op die dag kwamen uit alle plaatsen van het eiland paarden met hun ruiters naar Elkerzee. Maar veel moeite hadden zeventiende-eeuwse predikanten en kerkenraden niet met de straô. Ze beschouwden het gebruik niet als een heidens ritueel. De straô heeft de tand des tijds doorstaan en is nu een populaire traditie, die elk jaar ook veel belangstellenden trekt.
Literatuur
J.J.B. Kuipers, H. Uil en M.K. Buth, Strao, een Schouws dorpsfeest. Uitgave van de Stichting Streek- en Landbouwmuseum Schouwen-Duiveland. Eerder gepubliceerd in Kroniek van het Land van de Zeemeermin 1993.
Bekijk een film met historisch en hedendaags beeldmateriaal van de straô.