De nostalgie van Kaatje van de Graft

door Jan Kuipers

Om onbekende reden is aan dr. C. Catharina van de Graft geen trefwoord gewijd in de Encyclopedie van Zeeland (1982-1984), hoewel ze dat zeker had verdiend. ‘Kaatje’ van de Graft (1874-1969), geboren in de stad Tholen, ontwikkelde zich in de twintigste eeuw tot een van Nederlands bekendste volkskundigen. Ook was zij gespecialiseerd in het werk van de zeventiende-eeuwse dichter Joost van den Vondel. Haar op een groot publiek gerichte boek Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen (1947) beleefde na haar dood nog verschillende herdrukken.

Pionier

Dertig jaar na haar overlijden werd Kaatje in het Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis ‘een pionier in de studie van volkskunst en religieuze volkscultuur’ genoemd. Van de Graft verhuisde op negenjarige leeftijd naar Weesp, waar haar vader directeur van het telegraafkantoor werd, een functie die hij ook in Tholen had bekleed. Catharina ging Nederlandse letteren studeren in Amsterdam. Ze promoveerde in 1904 op Middelnederlandsche historieliederen toegelicht en verklaard.

Palmpaasjes

Kaatje bleef altijd met genegenheid denken aan het kleine, geïsoleerde Tholen van haar vroege jeugd. Haar fascinatie voor oude volksgebruiken werd hier gewekt. Als meisje liep ze op Palmpasen (de zondag vóór Pasen) mee in de kinderschaar die door de stad trok met primitieve ‘palmpaasjes’: een simpel vormpje van brooddeeg op een stokje, waarboven een palmtakje stak. Daarbij werd een oud liedje gezongen: ‘Palm, palmpasen, eikoerei!’

Oproep

Toen het tijdschrift Volkskunde in 1900 een oproep plaatste om gegevens over de palmpaasviering, herinnerde ze zich dit Thoolse gebruik. Van de Graft  schreef er een artikel over in het tijdschrift (1904) en organiseerde in 1906 in Utrecht een tentoonstelling van ruim honderd Nederlandse palmpaasjes. Deze expositie kreeg veel aandacht van de pers. Het succes leidde tot een afzonderlijke publicatie Palmpaasch uit 1910. Bijna dertig jaar later werkte Kaatje van de Graft dit boek om tot een monografie over Palmzondag (1938).

Bekend in culturele kringen

Na haar promotie werd Van de Graft lerares aan de Utrechtse HBS voor Meisjes. Tot haar genoegen kon ze in 1923 op wachtgeld worden gesteld. Niet beperkt door een gezinsleven ging Kaatje zich nu volledig richten op studeren, publiceren en het genieten van cultuur.  Ze werd in culturele kringen in Utrecht dan ook een bekende figuur. In haar huis vonden literaire bijeenkomsten plaats; Kaatje was bevriend met de schrijfster Ina Boudier-Bakker. Ze miste geen enkele schilderijententoonstelling en werd een van de drijvende krachten van de in 1925 opgerichte vereniging Oud-Utrecht.

Muziek, natuur, soefibeweging

Muziek en natuur waren andere passies. Bovendien sloot Kaatje zich aan bij de Soefibeweging, een aan de Islam ontsproten mystieke stroming die in de vorige eeuw in West-Europa veel ontwikkelde lieden trok die van het traditionele christendom waren vervreemd.

Omslag van 'Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen' (heruitgave 1978).

Omslag van ‘Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen’ (heruitgave 1978).

Publicaties

Het publiceren ging onverstoorbaar voort. Al in 1918 was het bundeltje Marialegenden verschenen, gevolgd door boeken over Vondel en over volksverhalen. In 1947 verscheen behalve Nederlandse volksgebruiken bij hoogtijdagen ook De dodenbezorging bij de volken van Europa, inzonderheid in Nederland. Kaatje leverde tot in de vroege jaren zestig ook tientallen artikelen af. Aan een uitgave door de Wereldbibliotheek van de werken van Vondel werkte ze eveneens mee. Voor de vierde  en vijfde druk van Oosthoek’s Encyclopaedie redigeerde Kaatje de rubriek Volkskunde. Een uitgever vroeg in haar laatste levensjaar een reprint te mogen maken van haar dissertatie. Cornelia Catharina toonde zich, op de drempel van haar vijfennegentigste levensjaar, blij verrast.

De strao

In al haar werk op neerlandistiek, volkskundig en zelfs kunsthistorisch gebied vinden we nu en dan behalve mededelingen over Palmpasen ook andere Zeeuwse onderwerpen. Zo verscheen in de jaargang 1905 van Volkskunde de bijdrage ‘Eenige gebruiken op het eiland Schouwen’. Hierin richtte Kaatje zich op de unieke Schouwse ‘strao’, het wassen van de paardenbenen in zee aan het eind van de winter. En ook in Nederlandse volksgebruiken komt Zeeland aan bod. De Walcherse ringrijderij op Pinksterdrie wordt behandeld, en – uiteraard – een Thools onderwerp.

Nostalgie naar kinderjaren?

Want in Tholen trokken jongens op oudejaarsavond rond met de rommelpot (een met een varkensblaas overtrokken Keuls potje, waarin een stokje op en neer werd bewogen). Wie naar hun schorre stemmen luisterde, voelde zich volgens Van de Graft in de middeleeuwen verplaatst. En de ballade die ze daarbij over de hemel zongen gaf misschien óók uitdrukking aan haar latere nostalgie naar de inmiddels onbereikbare Thoolse kinderjaren:
Het Andere Land, daar is ’t beter dan hier:
Daar zingen de Engeltjes tierelier

Literatuur

Jan J.B. Kuipers, De nostalgie van Kaatje; Catharina van de Graft en de Zeeuwse volkscultuur, in: Nehalennia afl. 161, 2008, 40-43.
P.J. Meertens, Cornelia Catharina van de Graft, Tolen 4 mei 1874 – Utrecht 3 augustus 1969, in: Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, 1972.

Meertens Instituut, collectie C.C. van de Graft